Beschrijving |
Joost, een jongen van 11 jaar, komt alleen terug uit Indië, omdat hij daar veel ziek is geweest en zijn ouders hem in Nederland school willen laten gaan. Hij komt in huis bij zijn tante en oom, zijn oudere neef Huib, zijn evenoude nichtje Joke en zijn kleine nichtje Eefje. Hij wordt, omdat hij uit Indië komt en iedereen dacht dat hij wel een bruine indiaan zou zijn, "De Indiaan" genoemd. In het begin heeft hij heimwee en heeft moeite zich aan te passen op school en in het kleine huis van oom en tante.
Wegens zijn ziekte is hij erg achter op school en probeert dit te verbergen door op te scheppen en onwaarheden over Indë te vertellen. Alleen Joke begrijpt hem en probeert hem te helpen, door hem een por te geven als hij weer eens onwaarheden wil vertellen.
In de zomervakantie gaat het gezin kamperen en de vriendjes van de kinderen, de tweeling Cees en Mees, mogen mee. Als de kleine Eefje in een moddersloot valt, redt Joost haar op het nippertje. Als dank krijgt hij het door hem zo begeerde zakmes van oom en tante.
In de winter leert Joost schaatsen en het is opnieuw Joke die hem helpt. Na veel middagen oefenen in het Vondelpark, krijgt hij het al aardig onder de knie. Dan gaan ze samen een lange tocht "aan de stok" maken, ze rijden helemaal naar Aalsmeer en worden door een melkwagen thuis gebracht.
Zo is Joost zich langzamerhand thuis gaan voelen in Holland en krijgt hij het uiteindelijk ook op school naar zijn zin. |