Lakken en verven
Oker, omber, meekrap en rode donder
Het hout is een van de meest kwetsbare onderdelen van de schaats. Daarom was het noodzakelijk de schaats af te leveren met goed gelakt hout, zodat verwering en rotting zo lang mogelijk kon worden voorkomen. Nadat het hout fijn geschuurd was, werd het in gekookte lijnolie gezet. Daarna werd twee keer gelakt met verdunde of matte lak.
Aanvankelijk werden lakken wel gemaakt op eidooierbasis. Maar met de verbeterde winning van lijnolie door middel van koller- of oliemolens in de 17e eeuw, vond de toepassing van lijnolie als basis voor lakken en verven meer algemeen plaats. Lijnolie wordt gewonnen uit vlas. In de molen werd het lijnzaad geplet en door middel van een oliewringer werd de olie van het geplette zaad gescheiden. Door toevoeging van een siccatief, meestal loodsiccatief, werd het drogen van de lak versneld. Tot slot werd door toevoeging van vloeibare hars (damar) de lak verhard. Na 1880 werden de lakken langzamerhand op chemische basis gemaakt.
De meeste schaatsen werden gelakt in plaats van geverfd. Na 1900 worden er vrijwel alleen nog maar gelakte schaatsen afgeleverd.
In de 19e eeuw, maar ook daarvoor, werden schaatsen soms geverfd. Voor de verf werden verschillende pigmenten gebruikt, die toen
nog volledig van natuurlijke oorsprong waren. Om de verf te bereiden werd het pigment in poedervorm in een hoopje op een marmer- of glasplaat gelegd. In het midden van het hoopje pigment werd een kuiltje gemaakt waarin de lijnolie werd gegoten. Met een tempermes werd het pigment vanaf de rand van het hoopje in de olie geschoven en met elkaar vermengd. Vervolgens werd met een glazenloper (een soort vijzel met een plat kegelvormig voetstuk) het pigment in de olie fijngewreven, waarna de verf ontstond. In sommige delen van het land werden schaatsen met een bepaalde kleurverf op de markt gebracht. In het hele land worden geverfde schaatsen aangetroffen. Het meest toegepast werd oker, een in essentie gele kleurstof, die vaak als ondergrond gebruikt werd. Het was goedkoop omdat het verkregen wordt uit klei-aarde en het heeft een neutrale kleur. Een ander pigment dat gebruikt werd is omber (bruin), dat bereid werd uit een donkerbruine vette aardsoort uit Umbrië.
Verder treft men meekrap (rood) aan, dat verkregen werd na het drogen en fijnstampen van de meekrapwortel, die in Nederland werd aangetroffen langs de Zuiderzeekusten en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren.
Een andere rode kleur is rode dodekop waarvan ijzeroxyde de basis is. Minder voorkomend zijn groene schaatsen, waarvoor vaak bronsgroen (bronsoxyde) werd gebruikt. Ook blauwtinten op schaatsen komen niet veel voor. Als blauwe verf werd dan wel ultramarijn (uit lazuursteen of natriumsilicaat) gebruikt. In de praktijk komen tal van mengkleuren voor. Oker zelf komt ook in verschillende tinten voor, mede afhankelijk van de mengverhouding tussen de lijnolie, het oker, de siccatief en de hars.
In Noord-Holland werd de West-Friese schaats vaak, de Limmense schaats soms, van een roodachtige verf voorzien. In sommige gevallen werden roodgeverfde West-Friese schaatsen verfraaid door, nadat de verf op het hout is aangebracht, het hout met een walmende kaars te blakeren, waardoor er zwarte vlekken door de rode verf gingen lopen.
Er is wel verondersteld dat deze schaatsen speciaal uit Edam en Volendam afkomstig zouden zijn, maar daaraan kan worden getwijfeld omdat dergelijke schaatsen ook ver buiten de Edams-Volendamse regio zijn aangetroffen. Waarschijnlijk werd deze techniek in een groot deel van West-Friesland en Waterland toegepast. In de Alblasserwaard en Noord-Holland werden de schaatsen soms voorzien van een okerlaag, waarna met omber de houtstructuur werd nagebootst. De techniek werd bij uitzondering in Friesland en Groningen toegepast.
Geverfde schaatsen werden niet zelden van een beschermende vernislaag voorzien, zodat de kleuren langer helder bleven.
Zolang de schaats nog handmatig en ambachtelijk werd gemaakt, werd het lakken en verven gedaan door een lokale schilder. Pas met de introductie van machines, waardoor de schaats half ambachtelijk, half mechanisch kon worden gemaakt en de productie aanzienlijk omhoog ging, werd door de fabrikant een eigen lakafdeling ingesteld. De lakken werden niet in de fabriek gemaakt, maar elders ingekocht, soms bij de plaatselijke schilders, soms bij de groothandel. In de jaren dertig van de 20e eeuw adverteerde verffabriek Sikkens nog met schaatsenlak, die zich laat vergelijken met de huidige bootlak.
Voor de firma Frisia in IJlst werd een speciale lak gemaakt door verfmakerij Sjollema (later Flexa) in Sneek
Lees verder
Meer artikelen over Materiaal, constructie en montage