Verbinding stapel met schenkel
Drie hechtpunten tussen stapel en schenkel bij houten schaats
De stapel en de schenkel moeten onwrikbaar aan elkaar vastzitten om breken te voorkomen. Bij vrijwel alle schaatsen zijn er drie hechtpunten tussen stapel en schenkel. In de eerste plaats ligt de schenkel in een gleuf die in het hout is aangebracht. In de tweede plaats is er aan de voorkant een stuk ijzer teruggeslagen over het hout. In de derde plaats wordt er bij de hak een schroef door het hout aangebracht die in een oog met schroefdraad aan het uiteinde van de metalen schenkel wordt gedraaid. Door de gleufconstructie wordt voorkomen dat het ijzer in zijwaartse richting verschuift terwijl de toon en de hakschroef geen beweging in de lengterichting toestaan.
Over het algemeen wordt aan de bovenkant van ijzer, dat in het houtje wordt geplaatst, een aantal inkervingen gemaakt die eveneens het verschuiven van het ijzer moeten voorkomen. Speciaal bij Zuid-Hollandse schaatsen worden deze inkervingen gemaakt in de vorm van Romeinse cijfers, die zodoende tegelijkertijd dienst doen als productiecijfer.
Voor de hakbevestiging kunnen verschillende mogelijkheden worden toegepast. Bij schaatsen met een korte hak gaat het om vier mogelijkheden:
– er gaat een schroef door het hout in een aan het uiteinde van de schenkel gesmeed moertje. Bij Friese en Groningse schaatsen gaat het altijd om een gleufschroef, die aangedraaid wordt met een schroevendraaier. De schroef van de Groninger schaatsen is meestal groter dan bij de Friese schaats.
– bij Hollandse schaatsen gaat het om een schroef waarvan de kop is voorzien van drie, maar meestal vier punten. Bij oudere of typische smidsschaatsen zijn de punten op de schroef gesmeed. Soms zijn de punten door vijlen uitgespaard. Sommige Groninger schaatsen hebben ook vier punten op de schroef. Ook hier is de schroef van de Groninger schaats groter dan bij de Hollandse schaats. Later werden gegoten schroeven met punten op de markt gebracht.
– een boutje met schroefdraad aan de bovenkant dat is voorzien van een gat, waarin de achterkant van de schenkel valt (kramschroef). Deze methode wordt bij Noord- en Zuid-Hollandse schaatsen aangetroffen vanaf 1875 en bij Friese schaatsen na 1900.
– bij eenvoudige smidsschaatsen wordt soms geen schroef gebruikt maar wordt de schenkel door middel van een kram aan het hout bevestigd.
– een enkele keer wordt een schroef van onderen door de aangesmede moer in het hout gedraaid.
Bij schaatsen met een doorlopende hak zijn er de volgende mogelijkheden:
– op de schenkel is aan de hakzijde een omhoog staande bout gesmeed, die voorzien is van schroefdraad. Het boutje met schroefdraad gaat door het hout, zodat de moer erop gedraaid kan worden.
– bij Friese schaatsen en sommige Zuid-Hollandse types (Waddinxveense, Ouderkerkse) gaat het om een boutje dat op de schenkel is geklonken.
– in enkele gevallen wordt de kop van de schroef in een uitsparing van de schenkel gelegd. Deze methode komt veel voor bij schaatsen die in Duitsland en Engeland zijn gemaakt, maar soms ook bij Hollandse schaatsen.
– in uitzonderlijke gevallen is de schenkel aan de hakzijde voorzien van een speciaal aangebrachte metalen ring waardoor de schroef in het hout gedraaid kan worden. Dit komt vooral bij Noord-Hollandse schaatsen voor.
Er zijn verschillende mogelijkheden om het verschuiven van de schoen op de schaats te voorkomen:
– metalen punten in het hout van de stapel. Het gaat meestal om ontkopte spijkertjes die in de zool van de schoen steken, zodat de schoen niet meer kan verschuiven.
– het aanbrengen van een dwarsijzertje met opstaande lippen op het hout. Van Geuns meldt in zijn eerder genoemde Leerstelsel voor kunstmatige lichaamsoefening dat in Leiden en omgeving de schaatsen vaak voorzien zijn van zo’n dwarsijzertje.30 In sommige gevallen zijn de dwarsijzertjes voorzien van een schuifmechaniek zodat de klem tegen de zool van de schoen wordt gedrukt.
– het aanbrengen van hakstukken op het hout. De stukjes zijn het meest van koper, soms van messing.
– het aanbrengen van voetplaten op het hout. De voetplaten zijn vaak van koper, soms van messing of zink, een enkele keer van gegalvaniseerd ijzer.
Daarnaast zijn er diverse riemsystemen die de voet beter op de stapel houden. Met name brede riemen met gespen bij zowel de tenen als over de wreef in combinatie met voetplaten en haksteunen geven aan de schaatsenrijder veel stevigheid.
Lees verder
Meer artikelen over Materiaal, constructie en montage