Periode | 1775 - 1900 |
Plaats productie | Komt algemeen in heel Nederland voor, maar het minst in Friesland, Groningen en Noord-Holland. |
Land | Nederland |
De Linschoter schaats was een reactie op de overdreven krullen van de lange krulschaats en de Bergambachter. De krul van de Linschoter schaats werd verkleind en verlaagd ten gunste van zijn functionaliteit voor het schaatsen. Het was een multidisciplinaire schaats. Men kon er mee hardrijden, schoonrijden en tochten mee rijden door de schenkel in de juiste ronding te laten slijpen.
De naam is ontleend aan het Utrechtse dorp Linschoten, waar dit model werd gemaakt door plaatselijke smeden.
De Linschoter schaats is de meest voorkomende schaats in de 19de eeuw en werd door A.v.D. de gewone Hollandsche schaats genoemd.
Aan het eind van de 19de eeuw loopt de hegemonie van de Linschoter schaats ten einde. De schaatskrul van de schaats werd over het algemeen te gevaarlijk gevonden op de ijsbanen.
In februari 1888 roept een journalist van de Nederlandsche Sport de Amsterdamsche IJsclub op deze schaats op haar banen te verbieden. Hij motiveert zijn oproep als volgt: ‘Wij zagen eenige collisies daardoor (door de krullen, WB) ontstaan, die gelukkig betrekkelijk goed afliepen, doch onzes inziens, moeten vooral dames voor dergelijke schaatsen een schrik hebben; hoe gemakkelijk toch kan een japon niet aan zulk een krul haken en blijven de gevolgen daarvan niet uit!’ De Amsterdamsche IJsclub neemt de oproep blijkbaar niet ter harte, want tijdens een wedstrijd in het schoonrijden op 22 januari 1892 van de IJsclub schaatsen de deelnemers op Friese schaatsen, kunstschaatsen en twee deelnemers op Linschoter schaatsen. Een van hen, J.E. Muschart, won de tweede prijs. In zijn verslag van deze wedstrijd merkt het tijdschrift de Nederlandsche Sport op dat ‘hij het bewijs heeft geleverd, dat op Linschoter schaatsen een prijs in het schoonrijden te behalen is’.
Het gevaar van haken bleef bestaan en de schaats raakte langzaam uit de mode. Zij die zich geen modernere schaatsen konden permitteren lieten de krullen van hun Linschoter schaatsen afzagen, zodat het leek of men te doen had met moderne kunst- of schoonrijschaatsen. Na 1900 worden nog incidenteel Linschoter schaatsen gemaakt.
Submodel: de doorlopende Linschoterschaats1880 – 1920
Nadat de Friese doorloper vanaf 1875 op de markt is gebracht, worden ook sommige krulschaatsen met een doorlopend ijzer gemaakt, meestal met een dunner ijzer dan de korte Linschoter schaats. In Duitsland wordt de doorlopende krulschaats in 1877 al in een Musterbuch afgebeeld.
De Linschoter is een krulschaats, met een vioolvormige voetstapel en een tamelijk kleine krul. Vaak is het ijzer vanaf de toon naar de krul fraai versierd. Er zijn zeer veel varianten op dit model. De schenkel heeft voor (ter hoogte van de tenen) een breedte van 4 mm en achter (ter hoogte van de hak) van 2 mm. De krul varieert van 14 tot 22 mm.
Van Glis tot Klapschaats, 2001
Heeft u aanvullingen en/of wijzigingen in de op deze pagina geboden informatie? Of heeft u misschien foto’s of ander beeldmateriaal over dit onderwerp? Gebruik dan ons reactieformulier om ons uw informatie toe te sturen. We horen graag van u!
Informatie toesturenDo you have additions and/or changes to the information provided on this page? Or do you perhaps have photos or other images about this subject? Then use our response form to send us your information. We would like to hear from you!
Send information