Elfstedentocht 1963
Enquête P.Kraaijenhagen
Naam: P. Kraaijenhagen
Woonplaats: Springweg 82, Utrecht
Leeftijd: 23 jaar
Beroep: Student diergeneeskunde
Start: 5.30 uur
Finish: 21.50 uur
Rijtijd: 16.20 uur
P. Kraaijenhagen trainde jarenlang voor de Elfstedentocht. Hij was roeier bij de Utrechtse studentenvereniging Triton. Voor hem was de tocht van 1963 zijn eerste. Als zijn starttijd werd 5.30 uur geregistreerd op zijn stempelkaart. Dat was de eerste groep, maar deze vertrok later doordat het publiek de weg naar de start blokkeerde. Hij schaatste op Ballangrud noren. Omstreeks 12 uur was hij in Bolsward en om 18.30 uur passeerde hij Barthlehiem voor de tweede keer. Toen de zon opkwam schaatste hij met een skibril op. Lichamelijke ongemakken maakte Kraaijenhagen niet mee. Hij vond zijn conditie prima in orde, maar toch nog wat te kort voor de tocht van '63. Desondanks had hij geen zware inzinkingen. Toen bekend werd dat hij de finish had gehaald werd hij in Utrecht het middelpunt van ontstuimige felicitaties. In de sociëteit P.H.R.M. kreeg hij een grootse huldiging. De tocht voldeed volledig aan zijn verwachtingen: 'Ik had al vijf jaar naar deze tocht uitgekeken en was op het ergste voorbereid.'
Het verhaal van de aankomend dierenarts:
Getroffen werd ik door de weergaloze wijze, waarop iedere Fries met de rijders meeleeft. Zo stond er op het zeldzaam eenzame en voor een gedeelte reeds dicht gesneeuwde stuk tussen Franeker en Barthlehiem een heel oud vrouwtje al uren lang in de ijskoude wind te wachten op de sporadisch langs komende rijders. Ze had een tas bij zich met daarin een pot koffie die door het lange staan ijskoud was geworden. Ze was pas gelukkig als je minstens één kopje van haar koffie had genomen, terwijl zij in het Fries onverstaanbaar doorpraatte. Waarschijnlijk heeft zij van deze tocht meer geleden dan menige rijder.
Na Dokkum moest men bij Barthlehiem nog een stukje naar het oosten (ongeveer 4 km_). Dat was zo dicht gesneeuwd dat we af en toe tot onze heupen in de sneeuw wegzakten. Het was dan ook in het aarde donker zeer moeilijk om de 'baan' te houden. Af en toe dachte we: Wat ligt hier weinig sneeuw, maar dan bleek, ook doordat de schaatsen niet onder de sneeuw konden glijden, dat we op een dijk zaten.
Plotseling hoorden we in die duisternis boven het geloei van de wind en de stuifsneeuw de kreet: 'Koffie!!' die werd door gegeven met de wind mee aan iemand, die enkele honderden meters verder op onzichtbaar in de 'poolnacht' stond en die het weer aan een volgende doorgaf. Toen we een kilometer verder waren, kwam daar een man naar buiten met een blad vol koppen met gloeiend hete koffie. Het was als het doorgeven van een bericht in de rimboe door middel van een tam-tam. Voor we door de sneeuw verder baggerden hebben we er een dankbaar gebruik van gemaakt.
Tergend was het laatste stuk doordat je het paviljoen al zag liggen maar met een grote boog over de Grote Wielen ging. Toen we daar op een schoon stukje (de wind had de sneeuw weg geblazen) nog een eindsprint sloegen, kwam heel toevallig iemand het geheel verlaten paviljoen naar buiten. Kennelijk verrast door onze komst, omdat hij niemand meer verwachtte begon hij te roepen: 'Daar komen er weer twee!' Daarop stormde een heel leger van hospikken en EHBO-kerels naar buiten die ons optilden en naar binnen droegen. We mochten niet meer lopen noch onze schaatsen uittrekken. Eerst dacht ik dat ze een grapje met me uit gingen halen, omdat ik me prima voelde. Toen ze bleven aandringen mochten ze m'n schaatsen uittrekken en prompt begonnen ze al mijn tenen af te tasten en te bekietelen. Toen pas merkte ik dat het nieet zo gek was, omdat op vele tafels mensen lagen te creperen van de pijn door bevroren lichaamsdelen die weer ontdooiden.
Toen ik de Beurs binnen ging, verwachtte ik daar niemand behalve één man achter een tafel die daar plichtmatig tot 12 uur moest blijven zitten. Maar er zaten vele ongeruste familieleden die nog niets van hun rijders gehoord hadden. En daar was er nog een legertje van journalisten die duf zaten te kijken, te roken of te slapen, omdat ze niets meer verwachtten. Toen ik binnen kwam kwamen ze en masse in de benen en begonnen me demeest vreemde vragen te stellen. In tegenstelling tot de feeststemming die ik in de Groene Weide verwachtte, was de stemming zeer gedrukt en werden er rijders op ruggen van anderen naar binnen gedragen.