Elfstedentocht 1963
Enquête T.Zuurbier
Naam: T.J. Zuurbier
Woonplaats: Dorpstraat 45, Doorn (u.)
Leeftijd: 19
Beroep: militair
Starttijd: 6.30 uur
Finish: 22.05 uur
Rijtijd: 15.35 uur
Johnny Zuurbier uit Doorn was negentien jaar toen hij aan zijn eerste Elfstedentocht begon. Hij was goed voorbereid als lid van Nederlandsche Vereniging ter Bevordering van het Hardrijden op de Schaats (NVBHS), waarbij vrijwel alle hardrijders in Nederland waren aangesloten. Hij was ook lid van de ijsclub in Rhenen. Elke zondagmorgen ging hij met leden van de club naar de kunstijsbaan in Deventer om er te trainen. Toen hij van school afkwam moest hij gelijk in militaire dienst. Tijdens de Elfstedentocht was hij één van de soldaten die de finish haalde. Hij reed op stalen noren van het merk Ving Ballangrud. Om 15.30 uur was hij in Franeker en om 19.00 uur in Barthlehiem. Hij liep sneeuwblindheid aan één oog op. Johnny had wel een motorbril bij zich, maar die besloeg steeds en sneuvelde bovendien bij een valpartij. Aan de finish in Leeuwarden constateerde hij dat hij drie wonden aan zijn benen had als gevolg van valpartijen van schaatsers voor hem. Twee dagen na de tocht schaatste hij alweer en had hij geen last meer van zijn blessures. Hij reed de tocht samen met zijn vriend R. Varsseveld, die ook uit Doorn kwam en een paar minuten voor hem door de finish ging. Varsseveld leverde zijn enqueteformulier niet in bij George Schweigmann, zodat van hem verder geen bijzonderheden bekend zijn, maar het verslag dat Johnny Zuurbier inleverde geldt uiteraard ook voor hem, omdat ze de hele tocht samen reden. Beide jongens werden ook uitbundig gefeliciteeerd en de plaatselijke krant maakte een interview met hen.
Dit is wat zij meemaakten:
Wij hebben reeds vroeg praktisch alle toerrijders gepasseerd en zaten toen vooraan. Dus het enthousiasme van de mensen gold om dus het eerste en daardoor kregen wij ook zeer veel eten en drinken.
Tussen Franeker en Dokkum werden wij allen over een paal in het ijs gedragen door een groepje meisjes van ca. 18 jaar die ons vastpakten en ons over die paal heen droegen.
Verder stonden op de plassen en vacuten, waar geen huis of weg te bekennen was mensen met een lampje te schijnen op bijv. een scheur.
Terug van Dokkum naar Barthlehiem zijn wij vergezeld door een troep motorfietsen en brommers die met fel licht naast en voor ons reden, zodat wij tot Barthlehiem zeer goed zicht hadden.
Bij het einde werden wij medisch onderzocht en door een onbekend iemand zijn wij naar ons kosthuis gebracht. Ons kosthuis was gratis. Wat fantastisch was. Deze mensen de heer en mevrouw v.d. Molen waren fantastisch goed en aardig voor ons. Evenals de hele Friese bevolking die zich van een heel erg goede kant heeft laten zien.