Elfstedentocht 1963

 

Auteur Leffert Oldenkamp

Mijn herinneringen aan de Elfstedentocht van 1963 heb ik pas na 38 jaar in 2001 opgeschreven. Ik reed deze Elfstedentocht als wedstrijdrijder en finishte als 44e.
Na de reünies van de wedstrijd- en toerrijders die deze barre Elfstedentocht uitreden in 2003 en 2013 heb ik van die bijeenkomsten ook mijn herinneringen opgeschreven.
Mijn drie verhalen treft u hierna aan.

De herinneringen van wedstrijdrijder Leffert Oldenkamp, opgeschreven in 2001

Leffert Oldenkamp 2016

1963 was het laatste jaar van mijn bosbouwstudie in Wageningen. In de herfst van ’62 had ik nog aan een veldexcursie in Duitsland meegedaan. Op een groot landgoed in Hessen kwam tijdens een demonstratie houtslepen een dikke beuketak loodrecht naar beneden. Op mijn schouder. De boswachter heette Strauss, de houtvester Wagner en samen brachten ze me naar het ziekenhuis. De arts constateerde een flinke barst in mijn schouderblad en schreef drie maanden rust voor. Niettemin, een slechte voorbereiding voor een eventuele elfstedentocht.

Desondanks stond ik in januari ’63 regelmatig op de schaats en kreeg zelfs enige bekendheid bij wedstrijden vanwege de ijspegels in mijn baard. Later, tijdens de elfstedentocht, bleek dat ook als herkenning te dienen. In de buurt van Bolsward  sommeerde bijvoorbeeld Verkade om een groepje te vormen met “de baard”.

Voor het echter zo ver was moest ik voor mijn hoofdvak examen afleggen op 17 januari om twee uur. Aangezien ik ook daarbij neigingen vertoonde om de beste te willen zijn, heeft dat examen de gehele middag geduurd, tot ongeveer vijf uur. Ik had ook om drie uur als geslaagde kunnen vertrekken. Maar ik raakte in discussie met de prof, die weliswaar erg aardig was, maar die zijn ervaringen in de tropen had opgedaan. Ik moest examen doen in de bosbouw voor de gematigde streken en wist er aardig wat meer over te vertellen dan hij.

Daarna vertrok ik met mijn verzorgers in een oude volkswagen in het donker over gladde wegen en in de mist naar Leeuwarden. Aankomst 22.00 uur. Helaas was mij niet bekend dat mijn vader reeds via een collega de inschrijving had geregeld.
Vandaar dat ik de volgende ochtend de keuze had uit twee rugnummers. Ik koos voor nummer 170, hoewel daardoor mijn naam soms verkeerd in de boeken stond.

Bij IJlst Leffert Oldenkamp 4e
(foto Anneke Bleeker)

Eigenlijk was de tocht naar Leeuwarden minstens zo bar als de Elfstedentocht van de volgende dag. Ik herinner mij de kou, de mist en de gladheid. Verder was Leeuwarden toen een verlaten oord midden in de nacht.

Maar op mijn logeeradres werden we goed onthaald. Mijn verzorgers stopten me om twaalf uur toch maar in bed. Mijn twee verzorgers vormden een zeer goed en deskundig team. De ene had veel ervaring met wielerkoersen en de ander kende alle weggetjes in Friesland.

De meesten van het groepje van “de baard” kregen dat de volgende dag ook al gauw in de gaten. Ik was de enige die regelmatig verzorging kreeg. De volkswagen heeft daardoor wel twee spatborden achtergelaten in het gevecht met auto’s van radioverslaggevers.

In feite heb ik de Elfstedentocht “verloren” door mijn gebrek aan voorbereiding. Ik had geen idee hoe de start eruit zou zien en hoe het ijs was. Op alle wedstrijden was ik tot dan rustig naar de kop gegleden. Dat bleek dus een vergissing op deze Elfstedentocht. De veel te smalle baan veroorzaakte bij passeren slechts valpartijen. Ergens ben ik ook nog door het ijs gezakt bij een dergelijke passeerslag. De vorige dag was daar een trekker doorgegaan.

Op het IJsselmeer tenslotte lukte het bijna, samen met Yska en van Boezerooij, om het gat met de kopgroep dicht te rijden. Maar even later ging Paping er vandoor en moesten we na diverse hergroeperingen het “baardgroepje” maken. De kern van ongeveer tien rijders bleef tot Bartlehiem bijeen en lag toen op de achtste plaats

Bij Workum voor de dijk Leffert Oldenkamp met baardpegels  IJska achter en Boezerooij midden
(foto Anneke Bleeker)
Workum na de dijk, weer met Boezerooij (midden) en Yska (achter), toen lag ik op de10e plaats
(foto Anneke Bleeker)

De vele valpartijen hadden hun tol geëist. Twee kromme schaatsen leverden ook veel hinder op. Bij Bartlehiem had ik wat rust nodig, terwijl daar mijn verzorgingsploeg niet kon doordringen vanwege de sneeuwduinen. Een “aardige” man probeerde mijn schaatsen los te krijgen en wilde mij doen geloven dat het gezonder zou zijn om met hem in de auto naar de finish te gaan. Pas in ’97 heb ik begrepen dat ik daarop ontzettend kwaad ben geworden. In ’97 was er namelijk een radioreportage met herinneringen aan de zware tocht van ’63. Een inwoonster van Bartlehiem vertelde smakelijk dat de mannen van ‘63 wat anders reageerden op ontberingen dan de gestroomlijnde pakken van tegenwoordig. Ze beschreef vervolgens de woeste geluiden waarmee ik mijn veters weer vastmaakte, alle Friezen vervloekte en toch op weg ging naar Dokkum.

Na zo veel jaren zijn de beelden in de herinneringen zeer selectief geworden. Je hebt eigenlijk mederijders nodig om het beeld een beetje in de juiste proporties te houden. Maar het beeld van de tocht op weg naar Dokkum staat nog haarscherp op mijn netvlies. Grote sneeuwduinen, sterke tegenwind. Ploeteren was het. Moet je ook Paping nog tegenkomen, die op de gladde stukken door de rugwind net genoeg vaart kreeg om door de duinen heen te komen. Ik heb nog naar hem gekeken en waarschijnlijk zal ik mijn muts even afgedaan hebben, hoewel ik daar niet zeker van ben.

Uiteindelijk ben ik als 44e in Leeuwarden aangekomen. Na verzorging ging ik strompelend met bloemen naar de telefoon om de sociëteit in Wageningen verslag te doen, alwaar een geweldig feest uitbrak en een inzamelingsactie ontstond voor nieuwe schaatsen.

Vanwege mijn maat 48 is Havekotte een paar dagen later zelf naar Deventer afgereisd met enkele grote maten Viking. Een bus medestudenten was daarbij aanwezig om boter bij de vis te doen en mij vervolgens de eerste wedstrijd na de elfstedentocht te zien rijden. Dat stelde technisch gezien niet veel voor. De gewrichten en spieren hadden nog niet de souplesse voor een fatsoenlijke schaatsbeweging.

Mijn vriend, de verzorger en eigenaar van de volkswagen, heeft mij op 18 januari ’s avonds nog naar mijn ouders in Assen gebracht en is daarna zelf op weg naar Wageningen gegaan, vanwege studieverplichtingen. Diep in de nacht is hij in Ommen gestrand door sneeuwblindheid. Hij had in 36 uur meer meegemaakt dan ik, die eigenlijk niet veel meer te doen had dan op slecht ijs, met veel sneeuw en scheuren, soms op land schaatsend omdat de sneeuwschuif die voor ons reed naast de baan opereerde, met de blik op oneindig Leeuwarden moest zien te bereiken. Vroeg of laat zou dat wel lukken.

Nu ben ik inmiddels 63 en heb de nodige schaatsen versleten waaraan speciale herinneringen kleven. Niet in het minst aan die van de tocht van ’63, die daarna echt versleten waren. Geleidelijk heb ik mijn eigen relikwieën aangevuld met houten schaatsen, die meestal van de zolder van bekenden afkomstig waren. Ondertussen heb ik ook wat variatie aangebracht via aankoop. Ongeveer drie honderd paar schaatsen liggen in dozen en kisten te wachten tot ik tijd zal vinden om ze te rubriceren en in een nog uit te ruimen schuur zal uitstallen. In die schuur kom ik dan ook nog een verzameling oud bosbouwgereedschap tegen.

Ik verzamel dus eigenlijk vanwege mijn binding met het gebruik uit het verleden. Zoals het ook in mijn vakgebied opgaat: “Het bos waar we nu van genieten is ontstaan onder omstandigheden die zich niet herhalen. Daarbij word ik gedreven om de fenomenen uit de tijdreeks toch steeds goed in beeld te houden”.

Herinneringen 40 jaar na de Elfstedentocht, opgeschreven in 2003

Op zaterdag 18 januari 2003 werden alle wedstrijd- en toerrijders, die de Elfstedentocht van 1963 hebben volbracht, in Koudum voor een reünie uitgenodigd. De Stichting Vrienden van het Eerste Friese Schaatsmuseum en dan vooral de conservator – Gauke Bootsma- hebben er gedenkwaardige dag van gemaakt.

Het programma was natuurlijk gericht op het ophalen van herinneringen. Dat valt niet mee met een kleine honderd kluners in een zaal, die in het dagelijks leven nauwelijks iets met elkaar gemeen hebben. Laat staan dat ze elkaar op straat  zouden herkennen.

Maar het gevarieerde programma bood veel aanknopingspunten:

  • Veel foto’s en video’s met beelden die de meeste veteranen nog nooit hadden gezien,
  • Een toespraak van Ron Couwenhoven over de gedenkwaardige 18 januari 1963 en dan vooral met aandacht voor gebeurtenissen die zonder een Elfstedentocht ook de moeite waard zijn. Zijn boekje “18 januari 1963 De Dag van de Elfstedentocht”  is meer dan boeiend…!
  • Ervaringen van Hylke Speerstra, vooral geënt op zijn bezoek aan oudrijders in het buitenland en gebracht in een literaire voordracht,
  • De presentatie van het boek van Marnix Koolhaas & Jurryt van de Vooren ( “De mannen van ‘63”) met de verhalen van de meeste toerrijders uit 1963. Op radio en TV is daar ook veel aandacht aan geschonken. Alleen jammer dat de meeste dagbladen en de TV zo weinig gedaan hebben met de vele verhalen. Er kwamen steeds twee figuren met hun verhalen in beeld, waardoor bepaalde aspecten een eigen leven gingen leiden en andere gedenkwaardige belevenissen onderbelicht bleven.

Dit alles - en de drang van de meesten om hun eigen verhaal nog eens op te poetsen -veroorzaakte een stimulerende en plezierige sfeer. Tijdens de tocht van ’63 hadden we minder gelegenheid om elkaar wat te leren kennen….Toen ging het om een beperkte uitwisseling: over de kwaliteit van het ijs, hoe ver nog , rijden we nog wel op een baan, en meer van dergelijke zaken die tot de eerste levensbehoeften kunnen behoren….., maar die voor een goed gesprek te beperkt zijn.

Dat Reinier Paping pas op deze dag een lintje kreeg was op zich al verbazingwekkend. Dat het bovendien een lintje van de laagste orde bleek was een misser van formaat. Juist op deze dag bleek weer eens hoe groot en gevarieerd de betekenis is van de Elfstedentocht. Het is niet zo maar een schaatswedstrijd. Het is ook een cultureel erfgoed en Reinier heeft, naast zijn prestatie op het ijs, veel bijgedragen aan een goede verankering van dit erfgoed in onze geschiedenis.

Veel van de reünisten gaan bij een volgende Elfstedentocht weer meedoen en zullen dan ongetwijfeld nieuwe verhalen leveren voor gedenkwaardige belevenissen…..

Bespiegelingen 50 jaar na de Elfstedentocht 1963, opgeschreven in 2013

Op 18 januari 2013 kwamen de geklasseerde wedstrijd – en tochtrijders van de Elfstedentocht 1963 voor een reünie bijeen in het ‘Eerste Friese Schaatsmuseum’  in Hindeloopen.

Er is veel aandacht in de media geweest. Bij eerdere reünies van vooral wedstrijdrijders was dat ook wel het geval, maar door regionale kranten en TV was die aandacht nu beter gespreid over alle rijders. Dat lag natuurlijk ook aan het slinkend aantal reünisten. Van de 57 geklasseerde rijders kwamen nu nog slechts 30 naar Hindeloopen. De ‘zaalvulling’ voor winnaar Reinier Paping en de andere coryfeeën Jan Uitham en Jeen van den Berg kreeg nu ook een prominente plek. Al met al zijn kijkers en lezers nog veel over die barre tocht uit 1963 te weten gekomen. Dat betrof niet zo zeer nieuwtjes, maar vooral vrije interpretaties van al vele malen beschreven en verbeelde gebeurtenissen. De barre Elfstedentocht 1963 spreekt daarmee nog meer tot de verbeelding van schaats minnend Nederland.

Was die tocht zo bar? Zeker. Alle elementen die een Elfstedentocht tot een barre  kunnen maken, spanden in extreme mate samen: Koude, harde wind, zeer slecht ijs, onbedwingbare sneeuw…. Naast een goede conditie en een behoorlijke dosis mentale weerbaarheid had je als deelnemer geluk nodig. Elk van de onvermijdelijke valpartijen had verder schaatsen onmogelijk kunnen maken.

Was Reinier Paping de terechte winnaar? Zeer zeker. Hij was goed voorbereid en werd eigenlijk geen moment bedreigd. Bovendien is hij een waardig winnaar, die tot op de dag van vandaag op bescheiden wijze veel heeft gedaan om de Elfstedentocht meer betekenis te geven dan een bijzondere schaatswedstrijd. Het is daarom een miskleun van onze bestuurders geweest om – op de reünie van 2003 - hem slechts een lintje van de laagste orde te geven. Reinier combineert eigenschappen van sportman met een aansprekende persoonlijkheid. Latere winnaars toonden die eigenschappen met minder allure.

Was de Elfstedentocht 1963 uitzonderlijk of uniek? Dat wel, maar elke tocht is uniek geweest. Vooral omdat de omstandigheden waaronder een dergelijke tocht wordt verreden zich een volgende keer in die combinatie niet zullen herhalen. Een eventuele Elfstedentocht 2013 zal opnieuw uitzonderlijk en uniek zijn.

Bovenkant van de pagina