Reinier Paping: een man om je hoed voor af te nemen

 

Auteur Ron Couwenhoven

Deze sombere, kille maandag 20 december eindigde met een even sombere mededeling: Reinier Paping overleed. De iconische Elfstedenwinnaar van 1963 werd negentig jaar. Reinier was een aimabele man die ik talloze keren ontmoette in het Eerste Friesche Schaatsmuseum in Hindeloopen en de mooie IJskamer in het Scheepvaartmuseum in Sneek.

Hij werd geboren op 18 februari 1931 en gleed 32 jaar later - op 18 januari 1963 – zomaar de historie in toen hij op het Elfstedenijs de concurrentie verpletterde. In precies 10 uur en 59 minuten werd hij een legendarische sportheld, die in december 1999 tot Sportman van de Eeuw werd gekozen. Reinier was tot die ijskoude dag in januari ’63 een gewone sportman. Hij deed mee aan langebaankampioenschappen, maar zonder veel succes. Hij was voor de tocht van dat jaar wel in uitstekende vorm. Dat bleek wel uit zijn uitslagen: 27 december tweede in de Ronde van Spannenburg over 60 kilometer. Geklopt in de sprint door Jeen van den Berg, maar voor Anton Verhoeven, elfstedenwinnaar in 1956, en Jan Uitham. Dat waren de mannen waarmee hij twee weken later ook te maken zou krijgen. Dan de vierde januari. De Boortorentocht met start en finish in Nieuw-Amsterdam. Weer geklopt door Jeen van den Berg, maar voor Jan van der Hoorn, ook Elfstedenwinnaar in 1956, en Jan Uitham. Het waren allemaal kanjers van het natuurijs, maar ze wisten dat ze op het Elfstedenijs rekening moesten houden met Reinier die zijn vorm nog aanscherpte met lange, harde trainingsritten voor vrijdag 18 januari de deuren van Posthuma’s Carrosseriebedrijf aan de Verlengde Schans in Leeuwarden om half zes open zwaaiden.

Ook Paping ontsnapte niet aan valpartijen
(Foto Collectie Eerste Friesche Schaatsmuseum in Hindeloopen)

Met de vorm zat het dus wel goed en dat bleek ook in de eerste honderd kilometer van de moordende tocht van ’63. Het vroor die vrijdag ’s morgens bij de start 16 graden. Het ijs richting Sneek zorgde voor een ongekende struikelpartij. Het ijs op het Slotermeer was ruig. Van Hindeloopen naar Workum moest over het IJsselmeer worden gereden. Voor Workum zette Paping zijn eerste aanval in. Hij tekende als eerste en zette door. Alleen Uitham, Verhoeven en Jeen konden mee in zijn spoor. Appie Weijs uit Blankenham vocht voor wat hij waard was om aansluiting te krijgen, maar slaagde daar nooit in.

Bij Witmarsum moest Paping even stoppen om het hoognodige in de besneeuwde berm te lozen. Hij kwam makkelijk terug, maar had de indruk dat zijn drie medevluchters toch geprobeerd hadden hem er af te rijden. Dat wekte zijn agressie. Hij versnelde, loste ze alle drie en had in Harlingen vier minuten voorsprong die daarna zou uitgroeien tot 22 minuten aan de finish op de Grote Wielen bij Leeuwarden.

De leren jas van Uilke Lautenbach

Dat ondanks het feit dat hij ter hoogte van Tzummarum in de noordelijke ijswoestijn van Friesland minutenlang op de leren jas van Uilke Lautenbach had gelegen om zijn vermoeide benen met wat fietsbewegingen te ontspannen. Op zijn klompsloffen en met zijn Noren in de hand had hij het dorp hardlopend bereikt. Uilke stond met zijn brommer en wat vrienden op de dijk toen Reinier hem vroeg: ‘Mag ik even op jouw jas liggen.’ Hij kreeg nog een stuk chocolade, riep beleefd 'Dank je wel,' trok zijn schaatsen weer aan en verdween in een sneeuwbui.Veertig jaar later schonk Lautenbach de jas aan het Schaatsmuseum in Hindeloopen.

In Leeuwarden werd Paping als een held ontvangen en dat zou hij zijn hele leven blijven. De lange dag eindigde met een spetterend feest in Dedemsvaart, zodat hij pas in het holst van de nacht de huisdeur eindelijk kon openen. Op 18 januari 2003 – veertig jaar na zijn historische overwinningen – ontving hij tijdens een reünie in Koudum een Koninklijke onderscheiding. Reinier werd lid van de Orde van Oranje Nassau

Joke Paping, zijn echtgenote, vertelde die dag: ‘Ik kon in 1963 het bos waar ons zomerhuisje stond, waarin wij woonden, bijna niet uit. Er was slechts een modderige pad dat stijf bevroren was en moeilijk begaanbaar. Via de radio had ik gehoord dat Reinier alleen op kop lag. Nadat ik onze zoon bij mijn moeder in Dedemsvaart had gebracht, ging ik met mijn vader in een onverwarmde auto naar Leeuwarden. Ik moest er bij zijn. Onderweg zijn we nog een keer gestopt en hoorden we dat Reinier steeds verder uitliep.

De stempelkaart 1963 van Reinier Paping
(Collectie Eerste Friesche Schaatsmuseum in Hindeloopen)

’s Nachts omstreeks twee uur kwamen we eindelijk weer thuis. In het donkere bos. Alles was bevroren. De waterleiding. De babyvoeding. De etensbak van de hond, waar ik water in had gedaan en de aardappeltjes, die ik alvast had geschild, en de groente, die ik voor mijn vertrek had klaar gezet.Ik heb het water in de etensbak van de hond ontdooit op de butagasbrander en toen kon ik in dat hete water ook de babyvoeding ontdooien en nog wat voor ons koken, want we lustten wel wat.’

Joke had Reinier leren kennen toen zij een paar dagen vakantie had en bij een tante in Deventer logeerde. De romance begon op een bijzondere manier. ‘Niet vertellen,’ hoor riep Joke toen ik Reinier in het Schaatsmuseum vroeg hoe zij met elkaar in contact waren gekomen. Zijn ogen begonnen te glimmen en hij onthulde:  ‘Ik was badmeester in Deventer. Tussen de middag ging dat dicht, maar Joke en haar tante bleven. Ik deed gewoon mijn oefeningen die ik altijd deed. Dus ik stond in mijn zwembroek op mijn kop. We raakten aan de praat en zo is het gekomen.’

Het jonge gezin Paping kon einde 1962, begin 1963 niet aan een huis komen, omdat ook toen woningnood al een nationale plaag was. Dus huurden ze een zomerhuisje in een bos bij Dedemsvaart. Dat leidde tot een komisch duel tussen de gemeenten Dedesmvaart, waar het zomerhuisje stond, en Ommen, waar Reinier vandaan kwam. De burgemeesters van beide dorpen wisten niet hoe snel zij het echtpaar een huis moesten aanbieden, want beiden wilden de Elfstedenwinnaar binnen hun grenzen houden. Maar ze waren te laat.

Reinier vertelde: ‘Van het aanbod van de gemeente Dedemsvaart en Ommen om een huis te betrekken hebben we geen gebruik gemaakt. Wij hadden toch al plannen om naar Zwolle te gaan en daar een sportzaak te beginnen. Dat is ook gebeurd en toen zijn we daar gaan wonen.’

De zaak werd dankzij de Elfstedentochtoverwinning een groot succes. Als schaatsenrijder won Reinier Paping na 1963 nooit meer een wedstrijd. Maar die ene was natuurlijk genoeg. De Tocht van ’63 bleef altijd een enorme plaats in zijn leven innemen. Heel Nederland kende hem. ‘Of ik nu in Italië of in Frankrijk op een camping ging staan, overal werd ik herkend,’ vertelde hij.

En in het Eerste Friesche Schaatsmuseum werd de Elfstedenheld een bijzondere gast bij talloze bijeenkomsten, waarvan hij er nimmer één oversloeg. Daar is nu een eind aangekomen. Na negentig jaar heeft Reinier Paping het hoofd definitief neergelegd. Ik zal hem missen. Net zoals Gauke Bootsma, zijn familie en talloze anderen hem zullen missen. Het was een eer hem te kennen. Reinier Paping was een man om je hoed voor af te nemen.

Reinier Paping (links) en zijn echtgenote Joke in gesprek met Piet Keijzer, de Elfstedenwinnaar in 1940

 

 

Bovenkant van de pagina