Abe de Vries
Winnaar Elfstedentocht 1933
Auteur Ron Couwenhoven
Abe de Vries: een fenomeen uit Dronrijp
Zo rond de zestiende december borrelen ze altijd weer op: herinneringen aan Abe Sjoerd de Vries, een doodgewone boer uit Dronrijp even ten westen van Leeuwarden. Althans dat was hij tot de zestiende december 1933. Toen won hij de Elfstedentocht en zou hij tot zijn dood een bekende Nederlander zijn.
Voor mij schreef Abe niet alleen geschiedenis door één van de vijftien Elfstedentochten op zijn naam te schrijven, maar vooral door de manier waarop. Hij had een stal vol koeien en ging ’s ochtends vroeg op de fiets naar Leeuwarden om aan de Elfstedenwedstrijd mee te doen. De eerste rijders waren al vertrokken toen hij nog op zijn gemak stond te kwebbelen met een paar kennissen.
Want Abe was niet alleen een uitmuntend schaatsenrijder. Hij kon nog beter praten als Brugman. Zodra hij in de zeer vroege ochtendlijke uren uit zijn bed wipte begon hij te keuvelen en dat hield niet meer op tot hij er ’s avonds weer instapte.
Zo reed hij ook de Elfstedentocht. In ijltempo reed hij naar de kopgroep en toen hij er samen met Sipke Casteleijn vandoor ging, bleef Abe aan één stuk door praten. Over koetjes en kalfjes, over zijn vrouw, zijn kinderen en zijn dorp en hij vroeg Sipke het hemd van het lijf alsof ze gezellig aan de stamtafel van de plaatselijke kroeg zaten.
Hij was zelfs zo verdiept in zijn discussies dat hij totaal niet in de gaten had dat hij in Leeuwarden over de eindstreep reed. Als eerste!
Casteleijn sukkelde een paar meter achter hem aan. Voorzitter mr. Hepkema wilde Abe al in de lauwerkrans van de winnaar hijsen, maar die moest daar niks van hebben. 'We zijn samen winnaar,' zei hij onmiddellijk tegen ieder die het horen wilde. 'We zouden gelijk door de finish rijden, maar er was nergens een eindstreep te zien.'
Het bestuur ging in conclaaf en besloot de wens van de boer uit Dronrijp te respecteren, zodat de Tocht der Tochten voor het eerst twee winnaars kreeg. Abe greep tevreden zijn rijwiel en peddelde naar huis om zijn koeien te melken.
'Hoe is het gegaan?' vroeg zijn vrouw.
'Goed, ik was eerste,'antwoordde Abe en dat was het dan.
Hij deed zijn werk in de stal, sprong weer op de fiets om in Amicitia zijn gouden medaille af te halen. Die zou hij tot zijn dood in 1995 altijd in zijn portefeuille dragen. Hij was toen al ver in de tachtig maar nog steeds de gezellige prater van toen en nog steeds de krachtige vent van 1933.
Om te bewijzen dat hij nog steeds een stukje kon schaatsen legde hij in 1977 200 kilometer af op de ijsbaan van De Uithof in Den Haag. Jongeren lachten hem uit toen hij verklaarde er acht uur over te zullen doen. Hij slaagde met vlag en wimpel.
Hij woonde toen in Schiedam en soms rolde zijn gouden Elfstedenmedaille over de vloer door het café, waar hij nog wel eens een kop koffie kwam halen. Toen drs . Johannes Lolkama uit Akkrum, de biograaf van de Elfstedentocht, de tachtigjarige eens een bezoek ging brengen, kon hij hem niet vinden, terwijl hij toch een afspraak bij Abe thuis had.
Na enige tijd over het erf van de woning gescharreld te hebben hoorde Lolkama een stem uit de hemel: 'Hé, ik ziet hier, hoor!' Hij keek omhoog en zag de tachtigjarige vele meters hoog in een boom met een zaag manoevreren. Er moest even een tak verwijderd worden.
Zelf kreeg ik van een Amsterdamse handelaar in vreemde zaakjes eens een Elfstedendiploma te koop aangeboden. Dat werd vroeger uitgereikt aan iedereen, die de tocht vijfmaal had volbracht. Het diploma was na de dood van Abe kennelijk op illegale wijze in het bezit van de Amsterdammer gekomen, want de naam van de rijder was er uitgeknipt, maar trotst prijkte er in sierlijjke gecalligrafeerde letters op: 1933 1ste; 1940 9de; 1941 5de; 1942 7de; 1947 9de.
Geen rijder slaagde er ooit in deze ongehoorde reeks bij elkaar te schaatsen: vijf starts, vijf keer in de prijzen.
'Jammer dat de naam er uit is,'zei ik. 'Want dit is het certificaat van Abe de Vries.'
De handelaar wilde niet uitleggen hoe hij er aan kwam. Wel dat hij het met naam eigenlijk niet mocht verkopen. Helaas liet ik het verminkte document liggen en toen ik er later naar informeerde was het al weer in andere handen overgegaan.
Zo ging het ook met de gouden medaille van Abe. Toen hij was overleden was de eerste prijs van de Elfstedentocht 1933 nergens meer te vinden. Zijn portefeuille was leeg. Zo ontbreekt deze medaille in de collectie van het schaatsmuseum van Gauke Bootsma in Hindeloopen, die hem zou krijgen na de dood van Abe.
De erfenis is dus zoek, maar de herinneringen aan een unieke man blijven. Zelf was hij behoorlijk trots op zijn overwinning. Zijn gouden medaille gebruikte hij ook om met andere mensen in gesprek te komen. Na 1947 emigreerde De Vries met zijn gezin naar Frankrijk. Zijn kinderen bleven daar altijd wonen, maar zelf keerde hij beging jaren '70 terug naar Nederland. Hij vestigde zich in Schiedam. In het buurtcafé waar tot op hoge leeftijd altijd koffie kwam drinken, liet hij zijn medaille wel eens over de vloer rollen. En als iemand hem dan vond dan wisten de vaste klanten altijd te vertellen van wie die bijzondere medaille was. En dan vertelde Abe aan de vinder hoe hij aan die gouden plak was gekomen.
Maar ook zij hij altijd: 'Het mooiste van de tocht van ’33 is mijn vriendschap met Sipke. Die is toen op het ijs gesloten en heeft ons leven lang geduurd.'
De vrienden voor het leven zochten elkaar altijd weer op en keuvelden dan net zo eindeloos als ze op 16 december 1933 op het ijs deden.
Ze stierven kort na elkaar in december 1995, twee-en-zestig jaar nadat ze elkaar op het ijs hadden leren kennen. Abe werd 88 jaar oud.