De Elfstedentocht 1940 van Dolf Oosterbaan

 

Foto Dolf Oosterbaan
uit legitimatiebewijs verzet 1941

 

Rudolf Jozef, roepnaam Dolf, Oosterbaan uit Rotterdam was één van de weinige tochtrijders die in 1940 Leeuwarden bereikten. (geboren in Rotterdam op 23 maart 1917; overleden op 3 februari 1990). Hij reed de tocht op de leeftijd van 22 jaar als gemobiliseerd soldaat.
Hij droeg zijn elfstedenkruisje altijd in zijn portemonnee maar die is hij helaas kwijtgeraakt.

Tot begin 2021 was bekend dat in de barre Elfstedentocht van 1940 er slechts 124 wedstrijdrijders en 27 tochtrijders (artikel Ron Couwenhoven) de finish in Leeuwarden bereikt hadden. In totaal reden dus 151 schaatsenrijders de volledig route. Maar inmiddels kan de lijst met nog een rijder worden uitgebreid, namelijk Dolf Oosterbaan uit Rotterdam.

Dolf Oosterbaan heeft zijn oorlogsverhalen over de Tweede Wereldoorlog vlak na die oorlog opgeschreven,  waaronder een verslag over zijn Elfstedentocht in 1940 (blz. 12 t/m 15). Hij zat ook in het verzet.

 

Foto 1937 Dolf Oosterbaan (geheel links zonder helm) als dienstplichtige

 

De 6e Elfstedentocht dinsdag 30 januari 1940

Verslag van Elfstedenrijder Dolf Oosterbaan in 1940 als gemobiliseerd militair

 

Het was een behoorlijk strenge winter, die van 1940. Het was mobilisatie en ik was in militaire dienst.
Wekenlang waren we in de Grebbenlinie al aan het ijszagen. We lagen in Scherpenzeel, een klein plaatsje in Gelderland.
De Grebbe was opgestuwd, zoodat het water tot Woudenberg tegen een daar opgeworpen dijk liep.
De weg van Scherpenzeel naar Woudenberg was opgehoogd waardoor het verkeer nog mogelijk was.
Het geïnundeerde gebied was kilometers breed, zoodat we overal konden schaatsen, wat we dan ook hele dagen deden.
Na enkele weken schaatsen was er sprake van een elfstedentocht en na eenig geharrewar, zoals altijd, zou hij de 30e januari doorgaan.

Ik was steeds al van plan geweest eens mee te doen en dit was natuurlijk een prachtige gelegenheid.
Ik moest het aanvragen bij de bataljonscommandant en op de laatste dag kreeg ik permissie en vrij vervoer naar Leeuwarden. Tegen de avond was alles voor elkaar en stapte ik, samen met nog een soldaat, in de trein naar Leeuwarden. Het was een vervelende reis en ik herinner me nog dat het behoorlijk koud was in de trein.

Ik denk dat we een uur of negen in Leeuwarden aankwamen en begaven ons naar het gebouw , waar we ons moesten laten inschrijven. Na wat vragen en zoeken, vonden we het, en daar bleek dat we nog maar net op tijd waren.
We behoorden in ieder geval tot de laatsten wat tevens inhield, dat we ook tot de laatste starters behoorden. Toen bezochten we de kazerne op om nog een hap te eten te krijgen en om te slapen.
Voor zessen moesten we al in een café zijn, waar we werden opgesloten totdat alle overige deelnemers totaal 4000, gestart waren. Van slapen kwam dus niet veel.

Routekaart Elfstedentocht met onderstreept de 11 steden

Om HALF ZES begaven we ons op pad om het grote avontuur te beginnen. Om half zeven (stempelkaart: 6.25 uur), wat uren leek te duren, ging het slot open en renden we naar de startplaats, de Groene Weide.
Er lag een dik pak sneeuw, zoodat er op het hele traject een baan was geveegd. Die baan was ruim een meter breed, waardoor het een behoorlijk gedrang was.
Er stond een harde N.O.wind en het vroor ’s morgens 15 graden. Voor de wind gingen we naar IJlst, maar we werden erg opgehouden door al degenen, die voor ons gestart waren. Om 7.33 uur kwamen we in Sneek aan en dronken ons daar eerste glas warme melk en direct door naar IJlst.
Spoedig ging het al wat lichten in het oosten waardoor we wat beter konden zien wat we deden.
Voorspoedig ging de tocht verder al hadden we nog veel last van deelnemers voor ons, die een te laag tempo reden. Om 7.48 uur waren we in IJlst en dronken ook hier weer een glas warme melk.  Dat was wel erg vlug, maar van schaatsen word je erg dorstig.

Nu naar Sloten. Allengs werd het minder druk, zodat we beter opschoten. Voorbij Woudsend bereikten we het Slotermeer, dat we recht over moesten steken. Midden over het meer was, door uitzetting, het ijs wel twee meter omhoog geschoten, waarover men een houten brug had geslagen. Op de brug keek je in de lengte over die ijsrug heen en leek op een bliksemstraal, zo zigzagde hij over het meer. Een wonderlijk gezicht. Om 9 uur waren we in Sloten en op weg naar Stavoren. Heerlijk ging het hier door Gaasterland. Het tempo lag me te laag, zodat ik wat sneller ging rijden. Mijn maat beduidde dat ik maar door moest en zo ging ik alleen verder.

Op aanraden van deskundigen had ik een kilo gemalen biefstuk meegenomen en kandijklontjes, plus thee in mijn veldvles, maar dat was ijs. Ook het vlees was bevroren, maar nadat ik dat tussen mijn tuniek had gedaan, was het spoedig ontdooit.
Het vroor nog hard maar desondanks was mijn soldatenjasje doorgezweten. Op het laatste moment had ik nog een paar reserve schaatsen geleend, friese doorloper.
Van mezelf had ik een paar korte schaatsen met vrij brede ijzers die, zolang ze scherp bleven, prima voldeden.

Om half elf was ik in Stavoren en begon de tegenwind. In het begin heb je daar nog wat beschutting door de bomen maar spoedig was dat over en ik deed een uur over Stavoren-Hindeloopen, waar ik om half twaalf aankwam. We moesten hier een dijk op om de kaart te stempelen en ik herinner me nog goed de stormachtige Noord-Ooster die boven op de dijk stond.
Toen naar Workum, pal tegen de wind. Mijn schaatsen werden merkbaar bot, zodat ik besloot te wisselen. Dat ging een stuk beter, al zat een ijzer los, zodat ik met iedere slag een klik voelde en hoorde, wat erg hinderlijk was.
Half twee in Bolsward, wat best meeviel. Toen naar Harlingen, 17km. Wat ik in 40 minuten overbrugde. Maar toen naar Franeker. Dat is 13km maar daar kreeg ik mijn eerste tegenvaller.

Ik moest plassen en ging hiervoor langs de baan staan maar merkte tot mijn grote schrik dat ik niet kon. Ik had kranten tussen mijn broek gestopt, maar die waren door het transpireren kapot gegaan. Door het rijden was waarschijnlijk mijn gulp open gaan staan, zodat mijn piemel op het punt van bevriezen stond. Ik ben in de sneeuw gaan zitten en ben hem met sneeuw in gaan wrijven. Langzaamaan kreeg ik er weer gevoel in en daarna ging het tintelen wat bijna niet uit te houden was. Eindelijk kon ik weer plassen en was het leed geleden. Na er mijn rode zakdoek om gewonden te hebben ben ik weer verder gegaan. Door dat oponthoud kwam ik om half vijf in Franeker aan. Het werd al donker en niemand kwam er meer door.

Terwijl ik een glas warme melk dronk, kwam er nog iemand. Hij kwam bij me zitten en vroeg, wat ik van plan was. Ik vertelde hem dat ik er aan begonnen was om hem uit te rijden, dus dat ik doorging.
Dan gaan we samen, zei hij, en ieder op zijn beurt voor, dat rijdt prettiger en als een van ons iets overkomt ben je tenminste niet alleen. Ik vond het prima en we vertrokken vol goede moed. Het bleek, dat mijn metgezel al eens een elfsteden gereden had en dus ervaring.
Toen kwam er weer pech. Ongeveer bij Vrouwbuurstermolen was er kennelijk een gemaal gaan malen, zodat er wel 20cm water op het ijs stond. Er door rijden kon niet, zodat we wel een half uur door het land met een laag sneeuw moesten klunen. Een bewoner, die ons zag tobben, zei dat we er beter uit konden scheiden, omdat hij door de radio gehoord had, dat alles gesloten was. Dat geloofden we niet, maar we hadden niet zoveel keus. We stonden midden in de polder en schaatsen ging altijd sneller dan lopen.

Via Bartlehiem bereikten we eindelijk om een uur of zeven Dokkum. In café Drost vernamen we, dat de baan inderdaad door de slechte omstandigheden gesloten was en dat je geheel voor eigen risico verder mocht. Mijn metgezel zag wel, hoe vermoeid ik was en raadde me aan een paar cognacjes te drinken om me wat op te peppen. Dat laatste stukje voor de wind halen we altijd, vond hij. Ik nam twee cognacjes en voelde me een stuk beter. Ik weet nog dat we vanuit Dokkum weggereden zijn, maar kan me van de gehele tocht naar Leeuwarden niets meer herinneren. Ook niet hoe ik in de kazerne gekomen ben. Midden in de nacht werd ik wakker gemaakt door mijn maat, waarmee ik de tocht begonnen was. Hij had ongeveer halverwege opgegeven en was met een stel marinemensen met de bus naar Leeuwarden gekomen en na wat kroegen bezocht te hebben kwam hij lichtelijk aangeschoten in de kazerne en vond me aangekleed op het stro.
Hoe ben je gevaren, vroeg hij. Na diep nadenken kon ik hem alleen maar vertellen, dat ik in Dokkum vertrokken was, maar verder kon ik hem ook niets vertellen. De andere ochtend zijn we langs de Beurs gegaan, om te informeren en daar bleek, dat mijn kaart om half negen was ingeleverd.
Ze hielden mijn kaart daar en mijn kruisje zou toegezonden worden. Voor mijn elfstedentocht had ik mij gewogen en nu ik mij weer liet wegen bleek ik twee kilo lichter.

In Scherpenzeel teruggekeerd hoorde ik van de kaptein, dat ik een dag extra  verlof kreeg, zodat ik met de volgende trein weer op weg was naar Rotterdam.

De controlekaart van de Elfstedentocht in 1940 van Dolf Oosterbaan.
Deze startkaart is bijzonder, want er werd over de zuidelijke route gereden, maar de notatie van de plaatsen gaat via Dokkum. De tijden van de passages van Oosterbaan moet je dan ook vanaf onderaan lezen.

 

Bovenkant van de pagina