Grondlegger Elfstedentocht Pim Mulier
Een veelzijdig man
Auteur Ron Couwenhoven
'Daar mo we op an, mar jou mote net so duvelse hurd ride,' zei de stoere Fries Sjoerd Tuininga toen hij laat in de middag van de 20ste december 1890 achter Pim Mulier aan over de uitgesterkte witte vlakte van het bevroren Slotermeer schaatste. Sjoerd was weliswaar gids, maar Mulier reed voor op, ‘want Sjoerd begon een beetje moei te worden.’ Om kwart voor vijf ’s middags waren ze in Sloten, waar Pim’s geachte neef Haerema de With zijn paspoort aftekende. Hij diende nu nog slechts in IJlst, Sneek en Leeuwarden zijn controlekaart te laten af tekenen om de beroemde tocht langs Frieslands elf steden te voltooien. Vier uur later reed Pim Mulier de stadsgracht in Leeuwarden op en om acht uur liet hij in hotel Weidema door de oberkellner de laatste handtekening zetten. Hij had de rit volbracht in 12 uur en 55 minuten.
'Zelden heb ik zo’n prettige dag gehad,' schreef Mulier. Het was een buitengewone prestatie omdat hij alles bij elkaar onderweg ook nog bijna anderhalf uur oponthoud had gehad om te rusten en te lunchen.
Hij was toen nog slechts 25 jaar oud en had een record gezet, dat stand zou houden tot dat Coen de Koning in 1912 sneller reed in de wedstrijd. Ondanks zijn jeugd was Mulier toen al een persoon van aanzien in Nederland. Als geen ander zette hij zich in voor de sport.
Al in 1879 had hij de voetbalsport vanuit Engeland geïmporteerd en de Haarlemsche Football Club opgericht. Daarna was hij betrokken en initiatiefnemer tot de oprichting van tal van sportbonden. In 1889 de Nederlandsche Voetbal – en Atletiekbond. In 1882 was de Internationale Eislaufverein, de huidige ISU, al voorgegaan. Pim werd uiteraard voorzitter van deze bonden, maar zijn belangstelling voor deze functie verloor hij al snel, indien de organisatie draaide. Hij richtte ook de eerste tennisclub in ons land op en de Vierdaagse van Nijmegen ontsproot aan zijn brein.
In 1878 won hij – pas veertien jaar oud - de eerste atletiekwedstrijd, die ooit in Nederland werd gehouden. Zowel op de 100 meter als in de cross-country was hij de sterkste. In 1891 bracht hij hockey naar Nederland. Hij introduceerde handbal en was in 1891 voorzitter van de cricketbond, die toen in een crisis verkeerde. Hij was erelid van de kaatsbond, die hij de Mulierbal schonk waarom op Pinkstermaandag nog steeds wordt gespeeld, en hij was de stichter van de Nijmeegse vierdaagse en de Elfstedentocht.
Het Friese evenement der evenementen kreeg hij van de grond als voorzitter en oprichter van de Nederlandsche bond van Lichamelijke Opvoeding. Jarenlang probeerde hij in alle provincies afstandsritten op de schaats van de grond te krijgen. Utrecht meldde: 'We hebben niet voldoende waterwegen.' De ijsbond Hollands Noorderkwartier seinde: 'Door het Noordzeekanaal kunnen wij niet in het zuidelijk deel van de provincie komen, zodat het ons onmogelijk is een rit van 200 kilometer uit te schrijven.' De Zuidhollanders hadden weer andere argumenten, maar de Friesche IJsbond hapte begin 1909 toe, waarmee de Elfstedentocht als wedstrijd was geboren.
Met zijn Bond voor Lichamelijke Opvoeding stelde hij ook de beroemde Elfstedenkruisjes beschikbaar voor de rijders die de tocht in 1909 volbrachten en Mulier regelde de koninklijke medailles voor de winnaars: goud en zilver voor de nummers één en twee met portret van koningin Wilhelmina.
Zijn credo was altijd: 'Een gezonde geest in een gezond lichaam.' En zijn drang om het Nederlandse volk sterker en gezonder te maken uitte zich ook in voortdurende pleidooien bij de minister van oorlog om iets te doen aan de lamentabele conditie van de Nederlandse militair. Zoals gewoonlijk kreeg hij zijn zin.
De pionier van de Nederlandse sport was ook een expert op het gebied van de binnenvisserij. Als eerste waarschuwde hij voor de vervuiling van het binnenwater en de daardoor teruglopende visstand. De regering bood hem een betrekking aan op het departement van Landbouw en Visserij, maar Mulier weigerde beleefd. Hij leefde van het familiekapitaal en wenste niet in loonbetrekking te treden. Door zijn toedoen kwam er wel een nieuwe wet op de binnenvisserij.
Slechts zeven jaar van zijn 89 levensjaren werkte hij voor een baas. Hij was toen hoofdredacteur van de Deli Courant op Sumatra in de Gordel van Smaragd. Hij was een gedistingeerde heer met zijn engelse bolhoed, driedelig kostuum met horlogeketting en altijd een lintje in zijn revers. Mulier hield zich zijn levenlang bezig met schrijven, maar in zijn jeugd was hij onveranderlijk op de sportvelden te vinden.
Zelfs toen al stond hij ver boven zijn medespelers, die hem in het veld met ‘mijnheer’ aanspraken. Schrijver Apie Prins maakte hem mee in de nadagen van zijn voetbalcarrière. Hij schreef: 'Iedereen benijdde hem zijn dunne hemelsblauwe voetbalbroekje, maar het had ook nadelen. Op een keer dat hij de bal had en langs de lijn vloog, scheurde het en schoot zijn piemeltje er uit tot grote vreugde van de junioren, die langs de lijn achter de afzetting stonden en tot grote consternatie van anderen. Pim rende gewoon voort en gaf een voorzet, die te ver kwam. Achter! Toen kwam hij tot bezinning en merkte het. Hij holde met een rood hoofd het veld af en aanvoerder Wijn van Waveren had alle moeite hem weer naar buiten te krijgen. De wedstrijd was wel al die tijd gestaakt.'
Want zonder Pim speelde je natuurlijk niet verder. In 1917 schaatste Mulier voor het eerst mee in de officiële Elfstedentocht. Hij was toen 52 jaar oud en zou als oudste deelnemer de finish bereiken. Onderweg had hij nog even flink aangezet, omdat hij niet achter Janna van der Weg wilde eindigen. Dat was zijn eer te na. Geklopt worden door een vrouw.
Alles bij elkaar stond hij die dag zo’n veertien uur op de schaats, maar dat weerhield hem niet om te middernacht een feestrede te houden bij de prijsuitreiking en daarna met mejuffrouw Van der Weg het bal na te openen!
Mulier was een ervaren schrijver. Zijn boek ‘Wintersport’ verscheen in 1893 en was een standaardwerk over schaatsenrijden en de ontwikkeling daarvan. Alle negentig illustraties tekende Mulier eigenhandig, want hij was ook een begaafd tekenaar.
Hoewel hij er altijd naar streefde om organisaties van de grond te krijgen, die de sport en de lichamelijke conditie van het volk zouden verbeteren, bleef hij zelf altijd een eenling. Hij was een ijdele man en kon niet goed tegen tegenspraak, maar hij hield van decorum.
Dat bleek wel tijdens zijn begrafenis op donderdag 15 april 1954. Talloze notabelen waren aanwezig. Langs zijn kist defileerden generaals, de voornaamste autoriteiten uit de wereld van de sport, journalisten, clubbestuurders en een enkel overlevend familielid. Ze keken raar op toen de baar de Algemene Begraafplaats van ’s-Gravenhage werd opgedragen. Er voor liep zijn huisknecht in traditioneel sportkostuum. Op een fluwelen kussen droeg hij de belangrijkste medailles, die Willem Johan Herman Mulier, zoals hij eigenlijk heette, in zijn leven had gewonnen.
Gijs Zandbergen schreef in zijn voortreffelijke biografie over Pim Mulier: 'Het leek wel of de begrafenisgangers niet alleen achter een dode aan liepen, maar ook achter diens prestaties.'