De Stichtse IJsbond en haar drie bondstochten

 

De Stichtsche IJsbond (SIJB) was ontstaan in de stad Utrecht in 1907 naar het voorbeeld van de IJsbond Hollands Noorderkwartier. Het doel was de bevordering van het doorgaand verkeer over de ijsbanen in de provincie Utrecht.

1909: sneeuwvrije banen
In de eerste winter van het bestaan van de SIJB - die van 1908 - was er geen ijs van betekenis, maar eind december 1908 moest de SIJB in beweging komen toen tussen kerst en oud-en-nieuw alle waterwegen dichtgevroren raakten.

Op 31 december 1908 gaf de SIJB de volgende aanbevelenswaardige tochten voor Nieuwjaarsdag 1909:
1. van Utrecht over de Leidsche Rijn via De Meern en Harmelen naar Montfoort;
2. van Breukelen over Kockengen en Kamerik naar Woerden;
3. van Breukelen over Wilnis naar Vinkeveen en Mijdrecht en verder Holland in;
4. van Nieuwersluis over Loenersloot, Baambrugge en Abcoude naar Amsterdam.

Op 2 januari 1909 vond de eerste Friese Elfstedentocht plaats in zwaar dooiweer. De SIJB meldde op die dag “dat zoo lang als de dooi aanhoudt geen bulletins zullen worden uitgegeven”. En de winter keerde niet meer terug.

1912: te laat
Een nieuwe ijswinter diende zich aan in januari 1912 en vanaf donderdag 19 januari werden er door de SIJB weer bulletins uitgegeven.
De SIJB had voor deze winter juist een ijskaart van haar werkgebied uitgegeven. Aangezien de IJsbond Holland Noorderkwartier en de Zuid-Hollandse IJsbond (ZHIJ) al langer bestonden waren op de kaart de verbindingen aangegeven met de banen van de IJHN en de ZHIJ. De kaart bestreek het gebied tussen Amsterdam en Naarden in het noorden en Schoonhoven en Vreeswijk in het zuiden. Ook uit deze periode is een artistiek vormgegeven reclameposter van de SIJB bekend met het veelzeggende onderschrift: Wordt lid van den Stichtschen Ysbond.

Een artistiek vormgegeven reclameposter van de Stichtsche IJsbond (SIJB)
ca. 1912

 

Op 5 februari waren de banen in en rond Oudenrijn en De Meern goed berijdbaar. De SIJB nam zich voor op 6 februari de banen op de stadssingels in gereedheid te brengen zodat de verbinding tussen de stad Utrecht en de dorpen Oudenrijn en De Meern tot stand kon komen.
Vroor het op 5 februari nog 13 graden, op 6 februari was het zo warm dat de journalist van het Utrechts Dagblad in de middageditie verzuchtte: “Dooi, kolossale dooi! Misschien was de SIJB bij gebrek aan ervaring te laat in actie gekomen want op 7 februari werd de tweede Elfstedentocht in Friesland verreden.

IJskaart van de SIJB uit 1910

1914: Nieuwersluis - Abcoude
Op 19 januari 1914 gaf de SIJB het eerste ijsbulletin van dat jaar uit. Blijkbaar had de bond geleerd van de les uit 1912, want de singels waren al berijdbaar terwijl veel banen in de provincie nog niet alle vrijgegeven konden worden met uitzondering van de Leidsche Rijn. Op 20 januari meldde het Utrechts Dagblad dat de stad Utrecht wel een vaarverbod heeft afgekondigd, maar de provincie nog niet. Vaarverbod of niet op 23 januari was er geen scheepvaart meer mogelijk, want “hedennacht zijn er balken onder het Stichtsche ijs gekomen” meldde het dagblad die dag. De SIJB kondigde haar eerste bondstocht aan voor maandag 26 januari. Burgemeester en wethouders van de stad Utrecht gaven de leerlingen van het Stedelijk Gymnasium en van de Middelbare School vrij voor die dag om aan de bondstocht deel te nemen. Aangezien de tocht begon in Nieuwersluis moesten de deelnemers zich eerst met de trein naar Nieuwersluis begeven. Maar wat een tegenvaller: op het Centraal Station in Utrecht regende het op die maandagochtend.

1917: twee tochten

Pas in 1917 was het weer mogelijk op buitenijs te schaatsen. Op 25 januari, toen er al enige dagen ijs in de stadsgrachten lag, maakte het Utrechts Dagblad melding van de algemene verontwaardiging over het feit dat de SIJB nog geen banen op de grachten had aangegeven. De SIJB was met name in gebreke gebleven door geen bordjes te plaatsen waarmee de rijders er op werden gewezen dat men rechts moest houden.

Op 26 januari kondigde de SIJB aan op maandag 29 januari een bondstocht naar Montfoort te organiseren. Het gemeentebestuur van Utrecht was van plan de scholen die dag vrij af te geven. Inmiddels had de SIJB zich de kritiek aangetrokken als zou zij niets doen aan de banen op de singels. Op 27 januari leende de SIJB een tankwagen van de stadsreiniging, die vervolgens werd gevuld met warm fabriekswater van de firma Hooghiemstra aan de Wittevrouwensingel. Met het warme water werden de scheuren in het ijs op de stadsgrachten gedicht, waardoor de SIJB veel goodwill terug verdiende. Op 29 januari vond dan de bondstocht naar Montfoort plaats. Om 10.00 uur ‘s ochtends zette zich een sliert van 90 schaatsenrijders in beweging over de Leidsche Rijn richting Harmelen.
De totale lengte van de tocht had zo’n 30 km bedragen.

De winter hield aan en de SIJB besloot opnieuw een bondstocht te organiseren op zondag 4 februari. De tocht zou nu van Nieuwersluis naar Amsterdam voeren. Uiteindelijk vertrokken 50 schaatsers richting Abcoude. Daar werd men ontvangen door het bestuur van de Abcouder IJsclub.
Wegens de slechte ijsconditie kon men niet naar Amsterdam schaatsen maar werd de tocht voortgezet via Ouderkerk, Amstelveen, Sloten en Halfweg naar Haarlem. Op het stuk van Sloten naar Haarlem had men te maken met een stevige tegenwind (uit het westen!), waardoor er regelmatig groepjes afvielen. Om 13.00 uur kwamen uiteindelijk 20 rijders aan in Haarlem. Zij hadden er in totaal ongeveer 35 km opzitten.

1921: weer dooi
Nadat de vroege winter in 1921 in twee weken tijd een stevige ijsvloer had neergelegd, plande de SIJB opnieuw een bondstocht en wel op 6 december 1921. Ook niet leden konden deelnemen aan deze vierde bondstocht naar de Loosdrechtse plassen. Om 8.46 uur zou vanaf het Centraal Station met de trein vertrokken worden naar Nieuwersluis. Van daar uit zou men op de schaats naar de Loosdrechtse plassen gaan. Op de bewuste ochtend was de dooi zo sterk ingetreden dat er zich uiteindelijk maar vier liefhebbers meldden. Die begrepen dat een gezellige bondstocht wel vergeten kon worden en zijn daarom maar huiswaarts gekeerd.

1923: het einde
Na 1921 bleven ijswinters uit. De SIJB kon al met al terugzien op enkele bondstochten, maar die hadden zich beperkt tot een select groepje uit de gegoede burgerij.
Tekenend was het dat de leerlingen van het gymnasium en de HBS wel vrij hadden gekregen maar de leerlingen van het beroepsonderwijs niet. Al eerder is gesteld dat de SIJB te veel een stadse organisatie was.
Alles stond in het teken van tochten vanuit de stad, waar de plattelands ijsclubs zich naar hadden te voegen. Bovendien was een aantal routes vanuit de stad zeer kwetsbaar.
Het einde van de SIJB kwam in 1923. Mede gelet op het geringe draagvlak van de bond in de provincie is de naam van de bond al vrij snel in de vergetelheid geraakt.

 

Bovenkant van de pagina