Tochten voor 1938
Op 26 december 1938 organiseerde de IJHN de eerste Dorpentocht. Deze tocht was het begin van een lange reeks toertochten die door de bond en ijsclubs werden georganiseerd.
In dit hoofdstuk staan we stil bij een aantal tochten die voor 1938 werden gehouden en die in de loop van de twintigste eeuw het tijdperk van de georganiseerde toertochten inluidden.
Een zoon van de Amsterdamse patriciër en burgemeester Johan Huydecoper deed in de winter van 1658 verslag van zijn dagelijkse schaatstochten langs familie en kennissen vanuit Amsterdam. Op 14 en 15 januari schaatste hij op en neer naar Amstelveen. Een dag later ging hij naar Spaarndam. Op 21 januari bracht hij een bezoek aan familie in Meresteijn, voorbij Beverwijk en op 24 januari bezocht hij mensen in de Bijlmermeer. De dag daarop zwierf hij wat rondom Amsterdam, terwijl hij op 30 januari de Amstel afreed. De volgendedag maakte hij een langere tocht naar Muiden en Naarden, terwijl hij de eerste dag van februari naar Uithoorn en Maarsseveen reed.
Dat was heel anders in 1676 met een groepje van vier man uit Koog aan de Zaan. Claes Aris Caeskoper, Meindert Arentsz, Jacob Blau en Jacob Buur vertrokken op 19 december 1676 om 4 uur ’s ochtends uit Koog aan de Zaan naar Haarlem. Vandaar ging het aan op Amsterdam, Weesp, Naarden en Muiden. Daar ging men buitengaats over de bevroren Zuiderzee via Pampus naar Monnickendam en Edam. Van Edam ging het naar Purmerend, en vandaar naar Oudendijk, waar een eerste lange stop werd gehouden. Vervolgens ging het door West-Friesland, via Hoorn, Enkhuizen en Medemblik naar Alkmaar. Hier permitteerde het viertal zich een tweede rustmoment. Tenslotte ging men van Alkmaar terug naar Koog aan de Zaan, waar ze om 20.30 uur aankwamen. Ze hadden de twaalf steden van Noord- Holland bezocht in één dag en hadden een afstand afgelegd van ruim 200 km in zestien en een half uur.
Burgemeester Koopman van Bolsward reed de winter van 1764 als een ijlbode op één dag van Den Haag naar Leeuwarden, enkel om daar een brief van de stadhouder te bezorgen. Hij reed dwars door Zuid- en Noord-Holland en stak bij Enkhuizen de Zuiderzee over.
De gebroeders Klaas en Willem Oostindie vertrokken op 22 februari 1823 om 03.15 uur uit Koog aan de Zaan. Zij gingen eerst over de Zaan naar Alkmaar, vervolgens over Medemblik en Enkhuizen naar Hoorn, waar ze om 11.00 arriveerden en een eerste stop maakten. Daarna werd de tocht vervolgd via Edam, Monnickendam, Purmerend, naar het Tolhuis benoorden het IJ. Om 16.00 uur gingen ze lopend over het IJ en door de stad naar de Muiderpoort. Daar stapte men weer op het ijs en ging naar Weesp en Muiden en kwam om 20.00 uur aan in Naarden. Daar bleek Klaas Oostindie een kapotte schaats te hebben, waardoor men opnieuw moest lopen en ergens nieuwe schaatsen moest zien te lenen. Dat lukte, maar de broers kwamen pas om 23.45 uur in Haarlem aan. De laatste etappe legden ze af via Spaarndam en om 03.00 uur kwamen ze weer aan in Koog aan de Zaan. Zij hadden er bijna 24 uur over gedaan, maar omdat ze niet over de Zuiderzee konden hadden ze een langer traject af moeten leggen.
Op 26 januari 1833 reden de Twisker zwagers Reindert Wijdenes (23 jaar) en Cornelis van der Hoek (32 jaar) een tocht vanuit Opmeer over Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Purmerend, Edam, Monnikendam, Amsterdam, Zaandam, Alkmaar en terug naar Opmeer. Deze ongeveer 165 km lange Negenstedentocht werd afgelegd in minder dan twaalf uur.
Minder romantisch wordt het rijden van een tocht als dat gebeurt in de vorm van een wedstrijd. In de loop van de 19e eeuw werd het schaatsen in wedstrijdverband steeds populairder. Al langer werden in het Engelse Fendistrict marathons om prijzen gereden. In Nederland werd pas op 1 maart 1888 de eerste internationale afstandsrit Haarlem-Leiden gereden. De 30 km lange tocht was georganiseerd door de IJsclub Haarlem en voerde over de Leidsche Vaart. Hoewel de tocht als internationale tocht was aangekondigd waren de dertien deelnemers allen afkomstig uit de Hollandse provincies. Klaas Pander, de latere leermeester van Jaap Eden, werd winnaar. Deze afstandrit Haarlem-Leiden is op 27 december 1981 nog een keer herhaald, maar dan als toertocht met 1760 deelnemers.
Alkmaar kreeg de primeur
Op 20 januari 1901 werd door de Alkmaarsche IJsclub de eerste toertocht georganiseerd als Clubtocht voor leden naar Hoorn op en neer.
Op 18 januari vroor het nog ’s nachts, maar op 19 en vooral op 20 januari dooide het. Bijna twee jaar later kondigde de Alkmaarsche IJsclub op 14 december 1902 opnieuw haar eerste Clubtocht aan. Men zou om kwart voor tien verzamelen op het kanaal bij de Hoornsche brug. De IJsclub maakte deelnemers lekker voor de tocht door te stellen dat ‘Hij of zij, die het meeste bijdraagt tot het welslagen van dezen clubtocht ontvangt eene Eeremedaille’, en ‘Ieder, die zonder vallen en opstaan, den geheele tocht meemaakt ontvangt na afloop een souvenir.’
Maar opnieuw gooide de dooi roet in het eten en moest de tocht opnieuw worden afgelast. Op 27 januari 1907 werd uiteindelijk de eerste Clubtocht naar Hoorn gehouden. Er deden 25 leden mee aan deze toertocht.
De winter van 1917
De winter van 1917 kan gezien worden als de winter die een doorbraak heeft betekend voor het tochten rijden.
Er werden in deze winter in Noord-Holland en Utrecht verschillende tochten georganiseerd, waarvan er in elk geval twee landelijke bekendheid kregen.
Een dag na de derde Friese Elfstedentocht werd op 28 januari 1917 de Vijftiendorpentocht georganiseerd door…opnieuw de Alkmaarsche IJsclub, maar onder auspiciën van de IJHN. Het ging om een 50 km lange toertocht.Van de 151 deelnemers haalden vier de eindstreep niet.
De route ging langs de vijftien dorpen Ouddorp, St. Pancras, Broek op Langedijk, Zuid- Scharwoude, Noord-Scharwoude, Oudkarspel, Oude Niedorp, Opmeer, Obdam, Hensbroek, Rustenburg, Ursem, Avenhorn, Schermerhorm, Stompetoren en zo terug naar Alkmaar.
Een kleine week later volgde op 3 februari de Twintig Plaatsen-tocht. De Vijftiendorpentocht had in de pers en onder de schaatsers een goede indruk achtergelaten, want de aanmelding voor de Twintigplaatsentocht was een veelvoud van de Vijftiendorpentocht, namelijk een kleine 600 deelnemers. Er was een wedstrijdtocht aan verbonden waaraan zo’n 70 personen deelnamen, terwijl de toertocht meer dan 500 deelnemers telde. De route startte in Nieuwendam en ging door de Zaanstreek en Waterland en eindigde ook weer in Nieuwendam.
Op 4 februari had de Alkmaarsche IJsclub een Tweestedentocht uitgeschreven, die liep van Alkmaar over het Noordhollands Kanaal naar Purmerend en binnendoor terug naar Alkmaar over de Beemsterringvaart en de Noordervaart. Wegens te geringe belangstelling is deze tocht omgevormd tot een clubtocht voor leden van de Alkmaarse IJsclub. Uiteindelijk waren er 37 schaatsers.
De ASV Hollandia organiseerde een Vijfplaatsentocht van Amsterdam naar Nieuwersluis in 1917. Deze tocht was waarschijnlijk alleen voor leden van ‘Hollandia’.
5 PLAATSENTOCHT A’DAM NIEUWERSLUIS, A.S.V. “HOLLANDIA” 1917
De Elka Watch Rondritten
De tochten uit 1917 hadden de Elka- horlogefabriek waarschijnlijk op het idee gebracht dat schaatstochten een goede ambiance zouden kunnen worden voor reclameuitingen. En zo introduceerde Elka een speciaal naar haar vernoemde ‘Elka Rondrit per schaats’. Het zou een tocht worden door Waterland.
In 1921 deed zich de eerste mogelijkheid voor de Elka Rondrit te rijden. Op 6 december werd zowel een wedstrijd- als een toertochtversie gereden.
Ruim twee jaar later werd op 20 januari 1924 dezelfde tocht herhaald. De route startte in Nieuwendam en voerde langs Ilpendam, Kwadijk, Edam, Monnickendam, Zuiderwoude, Holysloot, Ransdorp en weer terug naar Nieuwendam.
De laatste Elka Rondrit werd gehouden op 29 januari 1933. De Elka-organisatie kwam overigens meer en meer in conflict met de verenigingen van de IJHN omdat die werden geacht de banen schoon te vegen.
Na 1933 was er een reeks zachte winters en konden geen grote tochten worden uitgezet. Pas in december 1938 zou de IJHN haar eerste officiële Dorpentocht uitschrijven en kwam er structuur in de organisatie van toertochten.