Crisis in de baanvegerij ca.1930
- Vanaf 1929 geen ijsverkeerswegen maar wedstrijden en ijsfeesten
- Een verontrustende tendens
- Dezelfde geluiden ook uit andere districten
- Het verhaal van Jacob Kollman uit Loosdrecht
Vanaf 1929 geen ijsverkeerswegen maar wedstrijden en ijsfeesten
Auteur Ron Couwenhoven
Het wintertje van het begin 1933 had veel ijsclubs weer tot leven gebracht na een gedwongen inactiviteit van vier jaar. Sinds de zwaargewicht winter van '29 was Nederland getroffen door kwakkelwinters, maar '33 zou veel goed maken, want ook in december kon er al volop gereden worden.
In deze twee wintertjes bleek ook dat er een duidelijke omslag was gekomen in de activiteiten van de ijsclubs: men richtte zich meer op het organiseren van wedstrijden en ijsfeesten dan op het aloude onderhoud van de 'ijsverkeerswegen
Die omslag had zich al afgetekend in de winter van 1929, toen er opmerkelijk weinig werd uitgekeerd aan baanvegers, die traditiegetrouw door de ijsclubs werden aangesteld en waarvan steevast melding werd gemaakt aan het bestuur van de ijsbonden. In Noord-Holland was het niet anders. Hier zijn de jaarverslagen van de districten bewaard gebleven, waarin de activiteiten in de januari-februari winter werden gemeld. W.J. Kuijper, de secretaris van het district Haarlem, die in Spaarndam woonde, constateerde een verontrustende tendens.
Al in de winter van 1917 werd duidelijk dat baanvegers moeilijke tijden tegemoet gingen. In Haarlem werd op het ijs geëxperimenteerd met een veegapparaat van de gemeentereiniging. Er was nog wel een paard nodig om het in beweging te krijgen.
Een verontrustende tendens
W.J. Kuijper, de secretaris van het district Haarlem, schreef aan het hoofdbestuur van de IJsbond Hollands Noorderkwartier:
District Haarlem Spaamdam mei 1933
Mijne Meeren,
In verband met het gebeurde in den afgeloopen winter, zij vermeldt dat in district Haarlem mim gebruik is gemaakt van echt Hollandsche IJssport. Het kenmerkende is, dat de beoefenaars der IJssport geen aanmoediging behoeven, om een baantje te rijden. Zoodra meldt niet een bericht in een plaatselijk blad, dat het ijs ter plaatse berijdbaar is, of liefliebbers bevolken de vlakten, zooals het eeuwen gegaan is. Dit klinkt alles zeer bgisch.
Echter is dat simpel berichtje in de courant waaraan het publiek zijn vertrouwen schenkt de oorzaak of is het vertrouwen in de ijsclubs zoo groot, dat het zich zonder meer op gevaarlijke vlakten begeeft?
Als het laatste waartieid bevat, dan dient een ernstig woord van waarschuwing aan die ijsclubs gericht te worden, die de verbindingsbanen (bovengenoemde vlakten) in orde behooren te maaken, opdat ongelukken achterwege blijven. In het disitrict Haarlem haperde er zeer veel om het vertrouwen van het publiek waardig te zijn. Als voorbeeld diene, dat op de door mij gehouden vergadering te Haarlem alleen de Heer Baart de la Faille aanwezig was, 't welk t weinige verantwoordelijkheidsgevoel van de niet gekomenen aangeeft.
Hoewel de toestand der vaarten, de toestand der kas, voor weinige IJsclubs reden is, eenigszins onverschillig te staan tegen over de verbindingsbanen, ontheft haar echter niet van de plicht het vertrouwen van het publiek te moeten blijven erkennen of anders geen ijsstart behartigen.
Met hoe weinig moeite en kosten is een traject goed te maken, alleen door het afzetten van gevaarlijke plaatsen. De toestand het ijs zelf aangaand, brengt meermalen hooge kosten mede, doch als het ijs voldoende dikte heeft en berijdbaar is, dan geldt alleen, maak het vertrouwd door afzetting of richting aangeving. Dat is een sportieve daad en voor de verder denkenden een zeer gewone dagelijks voorkomende plicht voor elk mensch.
De Afd. Haarlem bracht het eerste bericht: 'Mooie Nel berijdbaar, t Spaame niet vertrouwd.' Ze had acht baanvegers te werk gesteld op een loon van f. 3,60 per dag, ï welk haar mogelijk gemaakt werd door medewertdng van de gemeente Haarlem, waarvoor de autoriteiten woorden van dank toekomen. De Afd. Haarlem kon nu baanvegers te werkstellen en de werkloozen konden eerfk en prettig voor hun gezin zorgen.
De Afd. Spaamdam deed niets aan de verbindingsbanen. Na eenige doorzak-gevallen, waarbij één ernstig, doch gelukkig niet noodlottig, werd één bord geplaatst, t welk nog met veel moeite gepaard ging, althans naar mijn mijn ondervinding.
Op haar gras-ijsbaan was het een lust, zooals daar genoten is. De avondverlichting bracht velen uit den omtrek naar Spaarndam met als gevolg, dat 'Nova Zembla' met vreugde op het afgeloopen seizoen mag terug zien.
Door haar werd één wedstrijd in hardrijden gehouden, welke door inmiddels ingetreden dooi het juiste effect miste.
Ook Afd. Liedeburg heeft haar werkzaamheden tot haar grasijsbaan beperkt, waarop vanzelf zeer genoten is. Zij hield enkele wedstrijden.
Van de Afdelingen Schalkwijk, Zwanenburg en Vijfhuizen is mij weinig bekend, want ik mocht niet één bericht ontvangen over te houden of gehouden wedstrijden, noch betreffende aangelegde banen.
Het zal mij zeer aangenaam zijn met alle afgevaardigden in het district Haarlem te mogen samenwerken en zoodanig, dat het publiek zijn vertrouwen kan schenken aan mannen, die den wi bezitten, zicht te geven voor de taak, welke zij op zich genomen hebben, tot welzijn van de schaatssport.
Dezelfde geluiden ook uit andere districten
Dezelfde geluiden kwamen uit andere districten. Onderhoud van de banen - sinds de oprichting van de IJHN in 1895 de hoofddoelstelling - leek bijzaak geworden. De crisis was in aantocht en de kassen van de ijsclubs waren leeg. De ijsbond in Noord-Holland had zijn leden een aanbeveling gedaan over de hoogte van de baanvegerssalarissen. Normaal was een loon van 30 cent per uur met een werkdag van acht uur. Maar uit de brief van districtssecretaris Kuijper blijkt al dat men daar in Haarlem geen werkeloze aan de slag kon krijgen op het ijs. Haarlem had altijd al problemen gehad met de salarissen van de baanvegers. Slechts dankzij de de steun van de gemeente konden er in deze eerste winter in 1933 baanvegers aangesteld worden tegen een uurloon van liefst 45 cent. Toch werden er hier en daar nog steeds serieuze pogingen ondernomen om de aloude ijsverkeerswegen in stand te houden. De ijsclub Middelie bij Purmerend stelde, zoals al jaren gebruikelijk was steeds zijn 'Baanheeren' aan. Zij moesten de werkzaamheden van de baanvegers controleren. J. Visser en J. Hoijberg controleerden de 'tocht van P. Fok en ook zooveel vaart tot Kerkesloot als Gauwsloot tot de Rijweg'. J. H. Nordman hield de gang van zaken op de ringvaart vanaf het fort tot de Purmermachine, het stoomgemaal, in de gaten en M, Plas en M.J. Hooyschuur controleerden de baanvegers van de rijweg tot J. Vink Psz.
Ook in Kortenhoef werkte de ijsclub nog met een baanvegersreglement. In deze 'Instructie en bepaling voor den door het bestuur der Kortenhoefsche IJsclub aangestelde per-soon, belast met de regeling, verdeeling, toezicht der werkzaamheden op & aan de banen der Kortenhoefsche IJsclub' werd onder andere vastgelegd:
- de daarvoor door het bestuur aangestelde persoon is belast met den aanleg, het
- met de verdeelingsregeling der benoodigde werkzaamheden.
Onderhoud der banen enz. - met toezicht op de tewerkgestelde leden.
Kortenhoef koos zijn baanvegers dus uit de eigen leden. De verantwoordelijke baanvegersbaas stond weer onder controle van de commissarissen van het ijsclubbestuur. Hij moest een dagboek bij houden waarin de activiteiten van de baanvegers minutieus werden bij gehouden. Ook dienden 'de aanneemsom voor het uit te besteeden werk en de daaraan vertoonde werkuren' te worden bijgehouden, terwijl aan het einde van de week een loonstaat overlegd moest worden.
Over de hoogte van het uurloon werd niets meegedeeld, maar wel dat dit jaarlijks door het bestuur zou worden vastgesteld.
Jacob Kollman uit Loosdrecht werkte nog onder dit reglement. Hij was lid van de ijsclub Ons Genoegen in Kortenhoef. Kollman werd in 1915 geboren en was in 1983 een halve eeuw lid van de ijsclub. Hij ontving toen een oorkonde van de vereniging. Als baanveger was hij in de jaren dertig actief. Hij werkte onder het reglement van de club ook als baanopzichter.
Hij was actief als baanveger en baanopzichter.
Het verhaal van Jacob Kollman uit Loosdrecht
'Ik had nog drie broers en mijn vader zat in de winter van 1933 in de werkverschaffing. Daarmee verdiende hij f. 13,--. We gingen dan 's winters lopend van Kortenhoef naar het Naardermeer. De slee ging mee. Daar gingen we riet snijden, omdat dat riet erg geschikt was als dakbedekking. 's Morgens om vijf uur gingen we weg en 's avonds waren we pas weer thuis. Het was hard werken voor weinig geld. Vaak haalde je brood op de pof. 's Zomers leverden ik met mijn broers takkenbossen aan de bakkers, maar we kregen nooit een cent. Meestal hadden ze ons 's winters als betaald met brood. Zo leefde men hier voor de oorlog.
Ik mag wel zeggen, dat ik mijn hele leven in de polder gesleten heb. In Kortenhoef was in die tijd alles agrarisch. Industrie bestond niet en fabrieken waren er in de omgeving ook niet. Doordat ik zelf niet kon schaatsen, raakte ik in 1933 eigenlijk automatisch in de baanvegersploeg terecht. Dat was liefdewerk. Je deed het voor de club. We zorgden voor doorgaande banen. De schaatsenrijders kwamen van Bussum af over de Karnemelksloot naar Kortenhoef. De sloot werd zogenoemd, omdat het min of meer een open riool was. Bussum loosde er op en het water had een vreemde wittige kleur. Vandaar de naam.
Er was ook een baan vanaf Hilversum naar het Kanaal en de Wijde Blik. Er was een overstap bij Klaas Bakker in Kortenhoef. Er stonden twee man met kaartjes. De schaatsenrijders moesten daar 15 cent betalen. Er waren erbij die het niet hadden, want de meeste mensen hadden het niet breed. Toch werden ze zonder pardon teruggestuurd. Als het nodig was werkten we de hele nacht door. Ik heb er haal wat op het ijs doorgebracht. In denk dat we in totaal zo'n zes kilometer baan moesten onderhouden.
Soms werkten we wel met 20 man.
Later, in de oorlogsjaren, ben ik ook wel baanopzichter geweest. Je werd aangesteld door de club. Henk de Kloet was de tweede man. Samen was je verantwoordelijk voor het aanleggen van de banen, het afzetten van de wakken en je zorgde dat de jongens naar de juiste plaatsen gingen. Toen er meer bruggen gebouwd werden ging je ook op zoek naar goede omleidingen. Het werk gebeurde hoofdzakelijk 's avonds. Overdag was je aan de slag voor jezelf, maar we hadden nooit gebrek aan baanvegers.
We beheerden ook het kanaal vanaf Hilversum langs de Vreelandseweg. Dat was vaak moeilijk omdat er lang scheepvaart doorging. Tankers van Shell en veel grind-en zandschepen. Dan zorgden wij er voor dat er een paar balken door de vaargeul gelegd werden, waardoor je toch aan de andere kant kon komen. Over de weg werd stro gelegd. Tegenwoordig is dat onmogelijk. Het is veel te druk geworden op de weg.'