Schaatswedstrijden
Wedstrijden
Het lot beslist welke rijder in de binnen- of buitenbaan moet beginnen. De rijder, die op de binnenbaan start, moet telkens op de kruising naar de buitenbaan overgaan en omgekeerd. Op het eerste commando van de starter go to the start moeten de rijders zich onverwijld ongeveer 1 meter achter de startlijn opstellen. Als de deelnemers stilstaan, volgt het commando ready, waarna de schaatsers hun startpositie in moeten nemen. Als de schaatsers stil staan, wacht de starter 1 tot 1.5 seconden tot het luiden van het startschot.
Sommige onderzoekers beweren dat deze variabiliteit in het interval tussen ready en het startschot zou kunnen leiden tot ongewenste verschillen in prestatie: atleten die beginnen na een langer interval zouden zijn benadeeld. Aan het tegenover de finish gelegen rechte stuk staan de trainers van de rijders, die hen rondetijden of de verwachte eindtijd toeroepen. Het ingaan van de laatste ronde wordt altijd aangegeven door middel van een bel. Een rijder heeft de afstand afgelegd, als deze met een schaats de finishlijn aanraakt of bereikt heeft. Dit geldt ook bij een val kort voor het einde.
Het langebaanschaatsen kent wedstrijden over verschillende afstanden, zowel voor dames als heren. Via loting rijden er steeds twee rijders tegen elkaar. Er wordt geschaatst tegen de wijzers van de klok in. De deelnemers wisselen op de kruising steeds van baan, zodat ze bij elke volle ronde dezelfde afstand rijden.
Het langebaanschaatsen kent de volgende afstanden: 100, 500, 1000, 1500, 3000, 5000, 10000 meter en ploegenachtervolging. De kampioenschappen zijn onderverdeeld in allroundschaatsen, sprinten en per afstand. Het meest bekend zijn de nationale, Europese en wereldkampioenschappen.
Bij allround wedstrijden wordt een grote vierkamp gereden. Dat wil zeggen dat er vier afstanden (dames: 500, 1500, 3000, 5000 meter; heren: 500, 1500, 5000, 10000 meter) worden geschaatst, waarvan de tijden worden omgerekend tot een bepaald puntentotaal. Dit puntentotaal is bepalend voor het eindklassement (tijdens junioren-allround wedstrijden is de langste afstand de 3000 (dames), dan wel 5.000 meter (heren)).
Voor de sprinters bestaat er sinds 1972 een apart wereldkampioenschap over 2x 500 en 2x 1000 meter.
Vanaf 1996 bestaat er ook een apart wereldkampioenschap waar de titels per afstand kunnen worden behaald.
Klassementen
Bij toernooien (allround en sprint) wordt een klassement opgemaakt. Het aantal seconden dat een schaatser behaald heeft op de 500 meter wordt als het aantal punten gerekend; voor de 1000 meter wordt de helft van het aantal seconden als punten geteld, voor de 1500 meter een derde, voor de 3000 meter een zesde, voor de 5000 meter een tiende en voor de 10000 meter een twintigste van het aantal seconden.
Het puntentotaal moet in drie cijfers achter de komma worden genoteerd, met weglating van de vierde decimaal. Ook is uit te rekenen hoeveel een schaatser ‘goed moet maken’ om een andere schaatser te kunnen passeren in het klassement. Het puntenverschil in het klassement moet dan met 2 (1000), 3 (1500), 6 (3000), 10 (5000) of 20 (10000 meter) worden vermenigvuldigd om het verschil in seconden te kunnen uitdrukken.
Als een deelnemer op één afstand wordt gediskwalificeerd, kan hij niet in aanmerking komen voor plaatsing in de einduitslag.
Afstanden
Op de sprinttoernooien worden de beide af te leggen afstanden twee keer gereden. Een schaatser kan zo geen voordeel of nadeel ondervinden door te moeten starten in de binnen- of buitenbaan.
Op allroundtoernooien worden voor mannen de 500, 1500, 5000 en 10000 meter gereden (grote vierkamp) of de 500, 1500, 3000 en 5000 meter (kleine vierkamp).
Voor de vrouwen zijn dit de 500, 1500, 3000 en 5000 meter (grote vierkamp) of de 500, 1000, 1500 en 3000 meter (kleine vierkamp).
Aan de hand van alle verreden afstanden wordt een klassement opgesteld waarbij alle afstanden even zwaar meetellen.
Verder zijn er ook wedstrijden per afstand, waarvan het schaatsen op de Olympische Winterspelen de belangrijkste is. Jaarlijks terugkerende wedstrijden per afstand zijn de wereldkampioenschappen schaatsen afstanden en de wereldbeker schaatsen (World Cup). Bij deze wedstrijden maken de specialisten op een bepaalde afstand meer kans.
Een relatief nieuwe discipline in het langebaanschaatsen is de ploegenachtervolging, deze houdt het midden tussen langebaanschaatsen en marathonschaatsen. Bij de ploegenachtervolging rijden twee ploegen van minimaal drie en maximaal vier personen een aantal ronden tegen elkaar. De finishtijd van de derde rijder is bepalend, de snelste tijd wint. De wedstrijden kunnen ook verreden worden volgens het knock-outsysteem. Dit is een afvalsysteem waarbij de gereden tijd niet van belang is; hier telt enkel de tijd ten opzichte van de concurrent. Vanaf 2011 worden ook steeds meer wedstrijden georganiseerd als massastart ook wel 'mini-marathon' genoemd.