Shorttrack
- Een supersnelle sport
- Geschiedenis algemeen
- Geschiedenis Nederland
- Geschiedenis Amerika
- De shorttrackbaan
- Shorttrackschaatsen
- Kleding
- Reglementen
- Wedstrijden
Een supersnelle sport
Algemeen
Het Shorttrack schaatsen heette in de jaren zeventig van de 20e eeuw ( dus ook het NK te Amsterdam in 1978 ) in Nederland en België nog gewoon snelschaatsen op een 125m baan . 4 rondjes was 500m .
In de jaren tachtig is de naam veranderd naar Shorttrack en is men op de 111 meter overgeschakeld omdat er zo meer plaats kwam tussen de bochten en de boording ( dus veiliger bij een valpartij ).
Shorttrack is dus een vorm van hardrijden op de schaats op een 111,12 meter lang ovaal dat uitgezet wordt op een ijshockeybaan. In tegenstelling tot het langebaanschaatsen is de absolute tijd van een rijder niet van belang. Vier tot zes rijders starten tegelijk en de rijder die als eerste finisht wordt als winnaar aangewezen. Naast techniek en conditie hebben shorttrackers ook behendigheid, tactiek en acceleratievermogen nodig. De afstanden die verreden worden zijn de 500 (4½ ronde), 1000 (9 ronden) en 1500 meter (13½ ronde). Shorttrack staat bekend om spectaculaire inhaalacties, waarbij onder meer binnendoor en buitenom ingehaald wordt, vaak met de hand aan het ijs in de bochten.
Voor bekende Nederlandse shorttrack schaatsers klik hier.
Geschiedenis algemeen
Rond 1890 ontstond het shorttrack in Groot-Brittannië uit het in die tijd erg populaire rolschaatsen. De sport werd pas in 1967 door de Internationale Schaatsunie (ISU) erkend. In Solihull vonden de eerste internationale kampioenschappen plaats in 1978 (gewonnen door Alan Rattray en Celeste Chlapaty). Deze wedstrijden kregen in 1981, het jaar van het eerste officiële wereldkampioenschap in Meudon-la-Forêt, ook de titel wereldkampioenschap. Nederland maakte in 1975 voor het eerst kennis met shorttrack. Tijdens de Olympische Winterspelen van Calgary (1988) stond de sport als demonstratiesport op het programma. Vier jaar later, in 1992, besloot het Internationaal Olympisch Comité (IOC) om shorttrack op te nemen in de lijst van Olympische disciplines.
Landenteams hebben sinds 1991 een eigen wereldkampioenschap. De eerste editie van deze wedstrijd in Seoel werd bij de heren gewonnen door het Japanse team, terwijl Canada er bij de vrouwen vandoor ging met de titel. Seoel organiseerde daarnaast in 1994 het eerste wereldkampioenschap voor junioren. Zuid-Koreaanse rijders behaalden vier van de zes podiumplaatsen, aangevoerd door de wereldtitels van Seung-Chan Lee (heren) en So-Hee Kim (dames). Drie jaar later (1997) werd de officiële wereldbekercyclus geïntroduceerd. In ditzelfde jaar vond het eerste Europees kampioenschap plaats in het Zweedse Malmö. Sinds de introductie van deze wedstrijd wonnen de Italiaan Fabio Carta en Evgenja Radanova (Bulgarije) beiden zeven titels.
Op internationaal niveau heersen Aziatische (China, Zuid-Korea) en Noord-Amerikaanse (Verenigde Staten, Canada) landen. De Koreaan Ahn Hyun-soo werd in de periode van 2003 tot 2006 vier keer wereldkampioen. De Chinese Yang Yang behaalde één wereldtitel meer van 1998 tot 2002. Tijdens de Winterspelen in Salt Lake City viel de overwinning van de Australiër Steven Bradbury op, doordat hij als eerste over de finish kwam nadat de andere gedoodverfde favorieten ten val waren gekomen. Vier jaar later werd de Koreaanse Jin Sun-yu de eerste Koreaanse atleet met drie gouden medailles op de Spelen. Ahn Hyun-soo evenaarde deze prestatie luttele uren later. De overstap van Ahn naar Rusland en de opkomst van Sjinkie Knegt zorgden voor meer Europese successen.
Geschiedenis Nederland
Shorttrack en Nederland: lang is gedacht dat het een verstandshuwelijk zou blijven en het dat door het schaatspubliek niet serieus genomen zou worden. Na het Nederlands succes in de jaren ’80, met zelfs twee gouden medailles voor Monique Velzeboer en de heren estafette-ploeg bij het Olympisch demonstratietoernooi in Calgary 1988, dacht iedereen dan de sport definitief zou doorbreken. Het liep anders: Zuid-Korea en China stortten zich op de nieuwe Olympische sport, en Nederland werd uit de top verdrongen. Pas de afgelopen jaren werd onder leiding van coach Jeroen Otter, in 1988 lid van de gouden Olympische achtervolgingsploeg, het gat met de wereldtop weer gedicht.
Richard Lecomte en Paul Daniels namen in 1976 deel aan de 1e officiële wereldkampioenschappen in Champaign USA.
Tijdens de jaarvergadering van de KNSB in 1937 deed Wynout Hendrik Taconis het voorstel om op het kunstijs van de Amsterdamse zwembadstichting schaatswedstrijden te organiseren. Dit zou dus betekenen dat men op een ijshockeybaan zou gaan rijden. De andere bestuursleden reageerden op het voorstel alsof men een doodzonde zou begaan. Er werd zelfs een verbod uitgevaardigd dat wedstrijden op de binnenbaan verbood. Om te voorkomen dat er in trainingen toch stiekem wedstrijden gehouden zouden worden mochten er geen stopwatches gebruikt worden.
Een bestuurslid was gaan kijken in Amsterdam, waar hij slecht gebouwde knapen, die nauwelijks konden schaatsenrijden, op een baan die op de meest onnauwkeurige wijze was uitgezet' zag. Er volgde een duidelijke conclusie: 'het tempo- en stuurloze rijden wekte ieders lachlust op. Het was een parodie op hardrijden, een propaganda tégen het hardrijden die belachelijk was.' . Een extra argument was het lidmaatschap van Taconis van de Nederlandse Vereniging ter Bevordering van het Hardrijden op de Schaats (NVBHS), een bond waarmee de KNSB in conflict was. Daarbij kwam ook nog eens dat men dacht dat hardrijden op een ijshockeybaan tot ernstige ongelukken zou leiden en de bochtentechniek nadelig zou beïnvloeden. Ondanks het verbod ging de NVBHS door met het organiseren van wedstrijden, vaak over 1500 meter.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide het shorttrack in het buitenland (o.a. in Australië, Frankrijk, Engeland) sterk. In Nederland gaven Engelse rijders in 1975 een demonstratie in de pauze van het Nederlands Kampioenschap kunstrijden. In april van dat jaar was men al zo ver dat een team van H.C. Amsterdam deelnam aan een wedstrijd in Brugge (België). De eerste shorttrackwedstrijd op Nederlandse bodem, met deelnemers uit Engeland, België, Frankrijk en Nederland, vond plaats in Eindhoven op 22 februari 1976. Er worden verdere plannen gemaakt om onder meer demonstraties te houden.
Op 5 en 6 April 1975 kwamen de eerste Nederlanders van de club Diemen Amsterdam in Brugge ( België ) deelnemen aan een internationale wedstrijd met Rob Klaver , Rolf Sibrandy , Jaap Manshanden en Trudy Dannenburg. In 1976 waren zij er terug maar nu met, R Sibrany, J van de Roemer, J Verduyn en Trudy Dannenburg .
In 1977 kwamen er al twee clubs uit NL naar Brugge. Uit Leiden met: Arie Ravensbergen , Wim Den Elzen, Kees Boer en Joop Wolvers. Uit Amsterdam: Gijs Rijneveld, R Sibrandy, J van de Roemer, J Verduyn en T Dannenburg.
Van het gebruik van een helm en beschermende kleding had men nog niet gehoord en er werd op 'gewone' wedstrijdnoren gereden. Goede rijders werden aangetrokken door het eerste Open Nederlands Kampioenschap in 1977. Tijdens de allereerste rit vloog er al een Deense deelnemer uit de bocht, wat resulteerde in een schaats in zijn dijbeen.
Internationaal ontstond er echter een probleem rondom de lengte van de baan. In Engeland gebruikte men een baan van 100 meter, terwijl in Nederland 125 meter gebruikelijk was. In de Verenigde Staten kende men het zogenaamde diamond of safety, een ruitvormige baan. De Australiërs kenden op hun beurt weer de double radius track. Er werd in Nederland niet gewacht op verdere internationale regelgeving: in 1978 wint het team van Indoor Hardrij Club Leiden de eerste nationale competitiewedstrijd. Menno Boelsma behaalde in 1981 de eerste nationale titel en een vijfde plek op het wereldkampioenschap. Zeven jaar later werd Peter van der Velde wereldkampioen. In 1986, 1987, 1989 en 1990 werd het Nederlands aflossingsteam 4 keer wereldkampioen. Bij de vrouwen behaalde Joëlle van Koetsveld in 1990 de eerste en enige Nederlandse zilveren medaille bij een WK. Europese titels werden tot op heden ook niet behaald, Dave Versteeg en Cees Juffermans kwamen in respectievelijk 1998 en 2001 niet verder dan een tweede plaats, net als Ellen Wiegers in 1997 en 1998.
De laatste jaren worden er binnen de KNSB meer middelen aangewend om het niveau van het shorttrack in Nederland te verbeteren. Het doel was het behalen van medailles en finaleplaatsen tijdens de Winterspelen in Vancouver, hetgeen niet werd gerealiseerd. Op 20 januari 2008 behaalde Niels Kerstholt, mede door zijn winst op de 1000 meter, de tweede plaats op het Europees kampioenschap. Voor Nederland was dit de eerste medaille in het eindklassement sinds de tweede plek van Cees Juffermans in 2001. Op de Olympische Winterspelen 2014 behaalde Sjinkie Knegt op de 1000 m Brons, de eerste Nederlandse medaille bij de shorttrack ooit. In 2015 werd Sjinkie Knegt Europees en wereld kampioen.
Geschiedenis Amerika
Amerikaanse oorsprong
Wie denkt dat shorttrack een jonge sport is, heeft het helemaal mis. In Amerika, de bakermat van de sport, was shorttrack ooit met ijshockey de populairste wintersport. Beide sporten profiteerden rond 1900 van de bouw van kunstijsbanen. Dat de internationale schaatswereld tijdens het oprichtingscongres in 1892 in Scheveningen koos voor de langebaan als enige officieel erkende vorm van hardrijden op de schaats, kon de Amerikanen niets schelen. Shorttrack was spectaculair, en daarmee commercieel veel interessanter dan de langebaan. En dus werd er geshorttrackt!
In 1896 werden in de Verenigde Staten twee kunstijsbanen gebouwd: de St. Nicholas-ijsbaan in New York en de “Duquesne Gardens” in Pittsburgh. Vanaf de opening werden op beide banen jaarlijks grote shorttrack-wedstrijden gehouden. Chicago volgde enkele jaren later. De fameuze hardrijder Joe Donoghue, die in 1890 in Amsterdam de eerste, toen nog officieuze wereldtitel op de langebaan had gewonnen, trok bij deze wedstrijden zoveel publiek, dat hij in 1897 besloot om professional te worden. Als hardrijder kon je in Amerika toen een uitstekend belegde boterham verdienen. Vanaf 1905 werden er zelfs al officieuze wereldkampioenschappen georganiseerd!
Silver Skates
Silver Skates Carnival, New York 1941
Kranten schreven hele pagina’s vol over de wedstrijden en de kampioenen. De Chicago Tribune organiseerde vanaf 1917 zelfs jaarlijks een eigen Silver Skates Derby (vernoemd naar het beroemde boek over Hans Brinker!) waar de abonnees met korting kaartjes voor konden krijgen. De Daily News uit New York volgde in 1922 met een eigen Silver Skates. Bij de editie van 1924, voor het eerst verreden op de nieuwe kunstijsbaan aan de Madison Square Garden in hartje New York, waren de 15.000 tickets in no time uitverkocht.
Om nóg meer toeschouwers van shorttrack te laten genieten (en om nog meer geld te kunnen verdienen!) werd in 1925 op het natuurijs van het Conservatory Lake in Central Park een Ice Carnival gehouden waar liefs 40.000 betalende toeschouwers elkaar urenlang verdrongen om geen enkele heat te missen. Zij kwamen voor de grote kampioen van die tijd, de New Yorker Joe Moore, maar ook voor Elsie Muller, die in een tijd waarin vrouwen in Europa nog van de hardrijbanen geweerd werden, in Amerika al een sportheld was.
De populariteit van shorttrack drong zelfs door tot de bioscopen. Van de New Yorkse Silver Skate Derby uit 1941 is een filmjournaal bewaard gebleven, inclusief de demonstratie door de Canadese hardrijder Alex Hurd van het destijds eveneens populaire “tonnenspringen” op schaatsen. De finale van de two miles champions race eindigde zoals gebruikelijk: met een spectaculaire dubbele valpartij.
De shorttrackbaan
Baan
Een shorttrackbaan met in beide bochten de posities van de diverse bochten en de daarmee corresponderende startlijnen.
Shorttrackwedstrijden worden verreden op een ijshockeybaan van 30 bij 60 meter. Eén ronde heeft een lengte van 111,12 meter. De bochten worden gemarkeerd door zeven rubber blokken. Doordat schaatsers telkens over hetzelfde stuk ijs schaatsen ontstaan er, vooral dan in de bochten, groeven in het ijs. Om toch voor elke rit 'vers' ijs te hebben, worden beide bochten na elke rit één meter verder gelegd, zodat er weer goed ijs in de bocht komt te liggen. Soms wordt ook nog met gieters water op het ijs gebracht om zo de groeven weer op te vullen.
Shorttrackschaatsen
De bochten van een shorttrackbaan zijn veel scherper dan op een 400-meterbaan, waardoor het meer moeite kost om niet uit de bocht te vliegen. Om dit makkelijker te maken zijn de ijzers van shorttrackschaatsen schuin en uit het midden onder de schaats geplaatst.
Daarnaast zijn de ijzers met speciale apparatuur licht gebogen ('kromming'), zodat rijders ook in de bocht voldoende grip hebben. Ook zijn de ijzers aan de onderkant ronder dan 'gewone' langebaanschaatsen. De bijbehorende schoenen zijn veel steviger, om zo meer steun te bieden in de bochten.
Kleding
Omdat de risico's bij het shorttrack vele malen groter zijn dan bij het langebaanschaatsen, moeten rijders zich extra beschermen. Om hun hoofd te beschermen bij een val moeten shorttrackers verplicht een schaatshelm dragen. Tijdens wedstrijden krijgen alle rijders een helmcap met hun wedstrijdnummer. Als bescherming tegen snijwonden, van eigen of andere schaatsen, is tijdens ISU-evenementen, Olympische Spelen en internationale wedstrijden het dragen van snijbestendige kleding, (deels) gemaakt van dyneema of kevlar, verplicht.
Het gebruik van kevlar is voordeliger, terwijl dyneema duurzamer is. De knieën worden nog extra beschermd met kniebeschermers. Shorttrackers dragen snijvaste handschoenen, waaraan ze zelf vaak nog gladde bolletjes op de vingertoppen van de linkerhand, welke immers veel over het ijs glijden, toevoegen.
Reglementen
Bij het shorttrack zijn er andere regels dan bij het langebaanschaatsen, omdat er met meerdere rijders tegelijk in de baan wordt gereden. Deze internationaal geldende regels zijn opgesteld door de Internationale Schaatsunie (ISU). Inhalen is toegestaan, binnendoor én buitenom. De verantwoordelijkheid voor botsingen ligt, mits de andere schaatser zich aan de reglementen houdt, bij de rijder die inhaalt. Schaatsers die een ronde achter komen te liggen mogen hun race vervolgen aan de buitenkant van de baan, zonder de rest van de rijders in de weg te rijden. Wordt hij of zij wederom ingehaald, dan moet de race worden verlaten als er geen rijders meer op een overbrugbare afstand rijden.
Tijdens wedstrijden wordt door een aantal juryleden (1 hoofdscheidsrechter die wordt geassisteerd door 2 assistent-scheidsrechters en een video-scheidsrechter of 4 assistent-scheidsrechters) op en rond de baan gelet op een correct verloop van een race. De onderstaande overtredingen zijn gedefinieerd:
Impeding: het opzettelijk blokkeren of hinderen van andere rijders met het lichaam, om zo te bewerkstelligen dat tegenstanders niet kunnen passeren of gedwongen zijn hun snelheid te verlagen.
Crosstrack: afwijken van de lijn die men volgt om zo het pad van een andere rijder te kruisen om zo te zorgen dat deze zijn snelheid moet verlagen - is vervallen
Off-track: (een gedeelte van) de baan afsnijden met één of beide schaatsen, waardoor de gereden afstand korter wordt.
Kicking out: het doelbewust optillen van de schaats, op een zodanige manier dat een gevaarlijke situatie ontstaat. Bij de finish komt dit veel voor doordat rijders hun been uitsteken om als eerste over de finishlijn te glijden.
Assistance: het op een zodanige manier geven of ontvangen van hulp tijdens de race, zodat rijders daar voordeel van ondervinden (geldt niet bij aflossingsraces)
Team skating: acties uitvoeren die voordeel opleveren voor andere rijders - is vervallen en valt nu onder assistance.
Bovenstaande overtredingen worden bestraft met een penalty. Ook het twee maal veroorzaken van een valse start leidt tot een penalty. Verder is het niet toegestaan om beschermende kleding als helm of nekbeschermer los te maken of te verwijderen. Rijders met een penalty worden automatisch laatste in de rituitslag. Ze mogen bij een wedstrijd volgens het "all-final"-systeem (zie wedstrijdverloop) nog wel starten in een eventuele volgende ronde, maar worden naar de lagere helft van het kwalificatieschema geplaatst. Rijders die nadeel ondervinden van acties van andere rijders kunnen door de scheidsrechter alsnog toegevoegd worden aan de volgende ronde.
Relay
Een ander wedstrijdonderdeel bij het shorttrack is de relay (aflossing). Hierbij rijden teams van drie of vier rijders tegen elkaar. Van elk team rijdt telkens één rijder een aantal ronden in de baan. Vervolgens komt de volgende rijder aan het einde van de bocht de baan in, waarna er afgewisseld wordt met een duw. Zo wisselen de rijders elkaar af, tot twee ronden voor het einde. De rijder die dan in de baan komt, rijdt vervolgens de race uit. Diskwalificatie volgt als er niet zichtbaar gewisseld wordt of als er afgewisseld wordt in de laatste twee ronden.
Leeftijdscategorieën
Internationaal worden rijders ingedeeld in de onderstaande categorieën, op basis van leeftijd. In Nederland wordt in plaats van junior D, E en F de categorie pupil 1, 2 en 3 gehanteerd. Als peildatum geldt 1 juli direct voorafgaand aan het betreffende seizoen.
Junior F: < 9 jaar (ook wel pupil 3)
Junior E: 9 - 10 jaar (ook wel pupil 2)
Junior D: 11 - 12 jaar (ook wel pupil 1)
Junior C: 13 - 14 jaar
Junior B: 15 - 16 jaar
Junior A: 17 - 18 jaar
Neo-senioren: 19 - 20 jaar
Senioren: 21 - 39 jaar
Veteranen: > 39 jaar
Wedstrijdverloop
Elke shorttrackwedstrijd is opgedeeld in diverse rondes, te beginnen met de heats (voorrondes). Hierbij zijn de rijders door loting ingedeeld in een aantal ritten. Afhankelijk van het aantal deelnemers worden tijdens een wedstrijd vier tot zes heats verreden. Bij een uitzonderlijk groot deelnemersveld worden voor de heats nog voorrondes (preliminaries) gereden. De rijders stappen vanuit de 'heatbox' het ijs op om aan hun race te beginnen.
Een shorttrackwedstrijd wordt in principe volgens het zogenaamde "knock-outsysteem" gereden. Dit geldt in ieder geval voor wereldbekerwedstrijden en (inter)-nationale kampioenschappen. Hierbij kwalificeren zich alleen de nummers 1 en 2 van een race (op de 1500 meter de nummers 1, 2 en 3) voor de volgende ronde.
De meeste wedstrijden (competitie en internationale toernooien) worden volgens het "all-final"-systeem gereden. Dat betekent dat elke rijder zich kwalificeert voor de volgende ronde en daarmee uiteindelijk elke rijder op zijn niveau een finale rijdt. De eerste twee rijders van een race plaatsen zich, ongeacht hun tijd, voor de bovenste helft van het kwalificatieschema van de volgende ronde (groep 1), soms aangevuld met een aantal tijdsnelste derden. De overige rijders gaan door naar de onderste helft (groep 2). In de halve finales gaan de eerste twee rijders van de ritten in groep één door naar de A-finale, de rest van de rijders rijden in de B-finale. In de A-finale kunnen rijders, afhankelijk van het aantal deelnemers, plaats 1 tot 4 op een afstand behalen. De B-finale is dan goed voor plaats 5 tot 8. Rijders uit groep 2 gaan op dezelfde manier door naar respectievelijk de C en D-finale.
HeatHalve finale groep 1
2 rittenA-finale
Heat
HeatB-finale
HeatHalve finale groep 2
2 rittenC-finale
Heat
HeatD-finale
Klassement
Rijders die doordringen tot de finaleritten van een afstand verdienen daarmee finalepunten. De punten, die (een deel van) de rij van Fibonacci vormen, zijn 34, 21, 13, 8, 5, 3, 2 en 1, te beginnen bij de nummer 1. Gediskwalificeerde en niet gefinishte rijders krijgen geen punten. Zij worden als laatste gerangschikt, waarbij hun positie gelijk is aan het aantal deelnemers plus één. Bij een exact gelijke finish worden de finalepunten van beide te behalen plaatsen opgeteld en door twee gedeeld. Voorbeeld: Twee rijders finishen tegelijk als eerste. Zij behalen dan (34 + 21) / 2 = 27,5 punt. Was er 1 rijder als eerste over de streep gekomen, dan had hij 34 punten gekregen.
In klassementen staan de rijders die finalepunten hebben behaald van hoog naar laag bovenaan, gevolgd door de rijders die in de voorgaande rondes zijn uitgeschakeld, te beginnen met de halve finales, gevolgd door de kwartfinale, etc. Zij behalen puntenaantallen op basis van hun plaats in het afstandsklassement. Een elfde plaats levert ook elf punten op. De rijder met het hoogste aantal afstandspunten staat dus onderaan.
Wedstrijden
In Nederland zijn er twee wedstrijdcycli, de Regiocompetitie en de Nationale Competitie (met ingang van seizoen 07-08: KNSB-Cup). Jonge en beginnende rijders nemen deel aan de regionale wedstrijden, terwijl de ervaren rijders in de Nationale Competitie rijden. Jaarlijks wordt ook het Nederlands Kampioenschap verreden. Naast deze wedstrijden vinden binnen Nederland nog een aantal nationale en internationale toernooien plaats, waaronder het Autumn Toernament wat altijd in Groningen wordt gereden, Open Nederlands Kampioenschap, deFriesland Cup en de Arie Ravensbergen Bokaal.
Open Nederlandse kampioenschappen short track op de schaatsen 1 januari 1978
Bronvermelding
Wikipedia,
NPO-Geschiedenis
Foto's: Bert Lobenstein, Dordtsport en SV-Utrecht
Video: Gilbert de Jong
Dennis De Bruyn (België)