Schaatsenmakers
Van ambachtsman tot fabrikant
Schaatsen werden eeuwen lang alleen op kleine schaal gemaakt door een lokale smid of smederijen. Dat gebeurde meestal alleen als er een winter met ijs was en de vraag naar schaatsen steeg. Het schaatsijzer werd door smid gemaakt maar de houtjes (de voetstapel) vaak door een houtbewerker.
Vanaf de 13e eeuw organiseerden de ambachtslieden zich in gilden. Er is in Nederland slechts één apart gilde van schaatsenmakers bekend. Al in de 15de bestaat in Amsterdam een gilde van chirurgijns, barbiers, stillegang-, leesten-, klompen- en schaatsenmakers. In elk geval gaat het bij de schaatsenmakers om ambachtslieden die het houten deel van de schaats maakten en niet om de smeden die de ijzers maakten. Het beroep schaatsenmaker heeft dus verschillende aspecten.
Na de intrede van de Industrialisatie konden vanaf ca.1850 ook schaatsen machinaal worden vervaardigd. Dat gebeurde bijvoorbeeld op grote schaal in Remscheid in Duitsland. Waar de kleinmetaal bedrijven die allerlei gereedschap maakten ook schaatsen als bijproduct vervaardigden en dan met name voor export naar bijvoorbeeld Nederland.
In Nederland ontstonden aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw beroemde schaatsenfabrieken zoals Hoekstra, Nooitgedagt, Ruiter en Vonk.
Van het beroep schaatsenmaker, de schaatsenfabrieken en de individuele schaatsenmakers en - verkopers (overzicht van personen A-Z) is op Schaatshistorie.nl informatie beschikbaar.