Schaatsfabrikanten Remscheid en omgeving
- Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De aanloop, 1710 - 1805
- Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Uitbouw, 1805 - 1870
- Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Expansie, 1870 - 1885
- Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Concentratie, 1885 - 1913
- Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Neergang, 1914 - 1990
- De ontwikkeling van metalen schaatsen
Remscheid en directe omgeving was eeuwen lang het centrum van de productie van schaatsen in Duitsland. Vanaf rond 1900 tot begin eerste wereldoorlog in 1914 gold zij zelfs als "die Schlittschuhschmiede der Welt". Nadien werd haar positie (inter)nationaal steeds zwakker en nam het aantal schaatsenmakende bedrijven sterk af tot op dit moment geen enkele meer.
De opkomst en ondergang van Remscheid en omgeving als belangrijkste centrum in Duitsland voor de productie van schaatsen ging geleidelijk en in diverse fasen.
Dat in Duitsland juist in Remscheid en omgeving de schaatsindustrie in grote omvang plaatsvond, kwam omdat daar alle voorwaarden ervoor aanwezig waren. Voor de productie vereiste onderdelen en deelbewerkingen konden er worden verzorgd. Zo hadden de walsmachines van de diverse bedrijven reeds vele profielen die de schaatsindustrie nodig had voor de vervaardiging van de glijijzers. In de reeds bestaande (huis)industrie voor houtbewerking konden de schaatshouten worden gemaakt.
Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De aanloop, 1710 - 1805
Veel informatie over het vervaardigen van schaatsen in Remscheid en omgeving zijn bijeengebracht door Gerhard Esser en door hem vastgelegd in zijn boek Remscheids Weg zur Schlittschuhschmiede der Welt, uitgave Stadtarchiv Remscheid in 1978. De inhoud van dit boek is een belangrijke bron geweest voor de hierna volgende tekst.
De eerste vermeldingen van het vervaardigen van schaatsen in Remscheid en omgeving dateren uit de periode 1710 - 1730.
In die tijd, maar ook lang daarna vond de produktie van schaatsen plaats in kleine ijzersmederijen. Behalve schaatsen werden ook zeer veel andere produkten in dergelijke smederijen gemaakt.
Zo konden omstreeks 1750 de kleine bedrijven worden onderverdeeld in 30 productiegroepen die 400 verschillende artikelen maakten. Twee van deze produktiegroepen waren schaatsensmederijen ("Schrickschuhschmiede") en bedrijven die schaatshouten maken ("Schrickschuhhölzer").
In de periode vanaf 1750 tot 1800 nam het aantal kleine ijzersmederijen in Remscheid en omgeving enorm toe. Het aantal schaatsensmederijen bleef echter schommelen rond 2 à 3. Oorzaken van deze stagnatie waren de seizoensafhankelijke produktiewijze en de daardoor bedrijfseconomische kwetsbaarheid.
Er werden diverse modellen schaatsen gemaakt. De meerderheid van de vervaardigde schaatsen bestond uit de diverse modellen hol geslepen schaatsen, ook wel gleufschaatsen genoemd (Hohlbahnschlittschuhe).
Voor de afzet waren de smederijen aangewezen op kooplui/groothandelaren. Een zeer bekende groothandelaar tussen 1749 en 1779 was Engelbert Luckhaus uit het toenmalige dorp Büchel (nu Remscheid). Via onder andere presentatie op jaarbeurzen werden de schaatsen uit Remscheid bekend en verkocht.
De belangrijkste afzetgebieden in de tweede helft van de 18e eeuw waren Nederland, Engeland en Frankrijk. Daarnaast in Duitsland zelf waren dat Bremen en Oost-Friesland.
Als gevolg van de Franse revolutie in 1789 en de Frans-Engelse-oorlog daarna werden nieuwe afzetgebieden gezocht o.a. in Spanje en Noorwegen.
In Remscheid en omgeving zelf werd nauwelijks geschaatst zodat de productie van schaatsen geheel op export naar elders was gericht.
Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Uitbouw, 1805 - 1870
In de periode tussen ongeveer 1805 en 1870 kwam de schaatsenproduktie in Remscheid en omgeving geleidelijk tot bloei.
Het aantal schaatsensmederijen groeide tot 29 in 1870. En het aantal bedrijven dat schaatshouten maakte nam toe van 3 tot 37.
Vanaf het begin van de 19e eeuw werden al tientallen verschillende schaatsenmodellen gemaakt.
In de catalogus uit 1823 van de firma J.T.Schoman uit Rostock spreekt men over "Schlittschuhe, Schrittschuhe, Hohlbahn, Englische polierte, Doppelbahn". De "Doppelbahn" had twee glijijzers, een schaats om het te leren (Lernschlittschuhe). De ijzerwarenhandelaar Wilhelm Theune uit Stendal toonde in zijn catalogus van 1810 42 paar schaatsen. De staal- en ijzerwarenhandelaar Fritz Wolff uit Solingen-Gräfrath bood in zijn catalogus uit 1869/71 47 verschillende modellen houten schaatsen en één model als metalen schaats aan.
Aangezien de schaats nagenoeg geheel een exportartikel was, werden verschillende soorten gemaakt die afgestemd waren op de wensen van klanten in de afzetgebieden elders (Nederland, Amerika etc.).
Om aan de wensen van de markt te voldoen werden niet alleen gewone schaatsen geproduceerd. Ook werden modellen vervaardigd die gemaakt werden voor de speciale wensen van de steeds talrijker wordende afzetgebieden. Zo verkocht men ook zeer luxe modellen o.a. met messingplaten en andere toebehoren. De firma Engels bracht in de eerste decennia van de 19e eeuw schaatsen op de markt waarvan de ijzers voorzien waren van erin gegraveerde wintervoorstellingen en die tevens kunstig geciseleerde zwanenhalsen hadden.
De toename van de schaatsenproduktie in Remscheid liep parallel met de verbreding van de afzetmarkt vooral door de volledige opheffing van privileges van bedrijven en gilden in 1804 en de invoering van de vrijheid van beroepsuitoefening in 1809. Door de vrijheid van beroepsuitoefening ontstond voor alle smederijen de mogelijkheid om ook schaatsen te maken. Dat betekende tevens dat schaatsensmederijen vanaf toen ook andere artikelen konden gaan vervaardigen. Hetgeen gebeurde.
Tussen 1810 en 1870 verdrievoudigde het aantal werknemers. In 1870 waren van de 96 werknemers er 59 werkzaam in schaatsensmederijen en 37 werkzaam als maker van schaatshouten (grotendeels éénpersoonsbedrijven).
Rond 1860 was het schaatsenmaken deels nog huisindustrie.
De fabrikant werd nog schaatsensmid genoemd, terwijl hij alleen het ijzer smeedde en het ijzer buiten de eigen smederij geslepen werd. Ook de produktie van de schaatshouten gebeurde elders en werd door zelfstandige houtenmakers gedaan, die ook het ijzer monteerden. De schaatshouten werden uit beukenhout gemaakt, de fijnere schaatshouten uit notenboomhout. Na het smeden werden de schaatsijzers gevijld, gericht, gehard en geslepen. Dat slijpen kon niet meer in de smederijen worden gedaan, daar de slijperijen op de waterkracht in de dalen waren aangewezen. Remscheid en de dorpen liggen op heuvels waar tussendoor beken en rivieren stromen.
Naar de markt toe - via de groothandelaren - traden de schaatsensmederijen op als de producent, de fabrikant. De namen die op de schaatsen voorkomen, zijn die van hen. In de loop van de 19e eeuw zouden de geheel ijzeren (metalen) schaatsen de houten schaatsen gaan verdringen; dat was een geleidelijk proces. Rond 1800 werden nog hoofdzakelijk houten schaatsen vervaardigd die door hun rechte kromming het voorwaarts schaatsen (Holländern) mogelijk maakten.
In het midden van de 19e eeuw kwamen er de zogenaamde half-ijzeren schaatsen (halbeisernen Schlittschuh) die de ontwikkeling van het kunstrijden mogelijk maakten. Door dit soort schaatsen werd het probleem van de bevestiging van de schaats aan de voet gedeeltelijk opgelost.
Men vond dat de schaatsriemen het glijden/schuiven van de schoen op de schaats onvoldoende voorkwam. Verder vond men het aanbinden van schaatsriemen te gecompliceerd.
Het vroegste patent voor een halfijzeren schaats was van de Engelsman James Cobbing, aangemeld op 26 januari 1830. Het betrof een houten schaats met ijzeren schroef achteraan bij de hak, die bij het aandraaien 4 ijzeren haken aan de schoen klemt. Op 13 april 1850 werd door C.W.Wirths uit Remscheid een patent voor een dergelijke schaats aangevraagd, maar op 31 mei 1850 afgewezen. Argument: het betrof de bevestigingsmethode van Cobbing. Wel werd een patentaanvraag van Eduard Engels voor een halfijzeren schaats op 4 aug.1850 goedgekeurd. Blijkbaar heeft Engels een kleine wijziging doorgevoerd.
De halfijzeren schaats werd vrij snel opgevolgd door de geheel ijzeren schaats (metalen schaats).
Reeds in 1850 waren in Noord-Amerika in gebruik de eerste schaatsen die een volkomen vaste verbinding met de schoen bezaten, door middel van een klemschroef (Klammerschraube) bevestigd aan de zool en hak. W.Bushnell moet de uitvinder van deze eerste geheel metalen schaats (Ganzmetallschlittschuh) zonder hout en riemen geweest zijn.
De metalen schaatsen kwamen na 1850 sterk in gebruik toen er (overdekte) ijsbanen kwamen en het kunstrijden een populaire sport werd. Ook ontstonden toen de eerste schaatsverenigingen die de ijssport, en vooral het kunstrijden op de schaats stimuleerden. De eerste Amerikaanse schaatsvereniging ("Skatingclub") ontstond in 1849 in Philadelphia. Tussen 1856 en 1858 werden ook in Europa schaatsverenigingen opgericht, en wel in Wenen, Budapest en Troppau.
De toenmalige Amerikaanse danser Jackson Haines demonstreerde in alle wereldsteden in Europa tussen 1865 en 1870 zijn kunsten op het ijs. De ijssport werd pas een volkssport toen men in vorstarme gebieden de eerste kunstijsbanen opende.
De eerste ijspaleizen ontstonden in 1870 in New York, 1881 in Frankfurt/Main, 1882 in München, 1892 in Parijs, 1895 in London, 1896 in Neurenberg, 1906 in Melbourne, 1907 in Berlijn en 1910 in Hannover.
Door deze ontwikkelingen nam de vraag naar vooral metalen (veelal kunstrijd-)schaatsen enorm toe.
Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Expansie, 1870 - 1885
Echter rond 1870 is het aantal fabrieken in Remscheid nog niet noemenswaard; nog steeds overheersten kleine werkplaatsen en huisindustrie. De smederijen werkten nog steeds voor de kooplui/groothandelaren in Remscheid en omgeving.
Met de opkomst van de metalen schaatsen vanaf 1870 veranderde plotseling de organisatie- en produktiewijze van de schaatsenindustrie. Machines deden hun intrede. Het smeden, slijpen en stansen werden in één fabriek uitgevoerd.
Door de uitvinding van de schroefschaats "Merkur" en de hevelschaats "Heros" (beide patent in 1877 van Johann Peter Becker jr.) ontwikkelde zich uit de handwerkmatig gedreven schaatsensmederijen en houtwerkplaatsen de moderne schaatsenfabriek. Het model "Heros" was ontwikkeld op basis van het voorbeeld van de zeer succesvolle "Halifax"-schaats (patent in 1865 van Forbes uit de stad Halifax in Canada).
De artikelen van het kleinbedrijf hielden zich op de internationale markt stand tot het einde van de 19e eeuw. Dit was nog mogelijk door de zeer ijverige inzet van exporteurs/groothandelaren en door de lage verdiensten van het personeel.
Om een hoger inkomen te krijgen was de schaatsindustrie in Remscheid eind 19e eeuw gedwongen snel over te gaan op verbeterde bedrijfsvoering en produktiemethoden.
Maar de omvang van de afzet/verkoop van de schaatsen bleef zeer afhankelijk van het winterweer. Na ongunstige winters zat men met kolossale onverkoopbare voorraden, waardoor ook nog eens de prijzen zakten. B.v. na de slechte winters van 1880/81 en 1881/82. Zo was er rond 1900 als gevolg van slechte voorafgaande winters een voorraad van ongeveer 2 miljoen paar schaatsen die moest worden verkocht. De winter van 1899/1900 was gelukkig goed.
Door de onvoorspelbaarheid van het winterweer waren dus de verdiensten onzeker. Daarnaast was er in Remscheid en omgeving zelf een enorme concurrentie tussen de fabrikanten. Dat leidde tot veelvuldig namaken. Maar daarnaast werd hard gewerkt aan vernieuwingen, en daarmee veel strijd geleverd om patenten.
In de jaren 1877-1886 werden meer dan 100 patenten verleend! Deze hadden met name betrekking op de verbinding van de schoen met de schaats (klemmen, pootjes tussen glijijzer en voetblad etc.). Om de ontwikkelingen in de hand te houden werden maatregelen genomen. Zo werden om de patenten en de daaropvolgende produkten beter te kunnen onderscheiden fabriekstekens (voorzien van naam en woonplaats of initialen) op de produkten verplicht gesteld. Ook sloten de meeste schaatsfabrikanten - om een tot verlies leidende prijzenoorlog te beëindigen - reeds in 1889 een prijzenovereenkomst.
De belangrijkste afzetgebieden lagen in de 19e eeuw in de vorstrijke gebieden aan de andere zijde van de Elbe tot ver in Rusland, en in Scandinavië en Canada. Ook aan Nederland werden veel schaatsen geleverd. Zo werden in het jaar 1885 - toen het patent van de Halifaxschaats in de USA afliep - uit Remscheid 200.000 paar schaatsen naar de USA en Canada geëxporteerd.
Twee jaar later werd dit kostbaarder door hoge invoerbelastingen. De verdere verhogingen in de jaren er na leidden er toe dat de export naar de USA in 1900 stil kwam te liggen en naar Canada beperkt was door de buitengewoon hoge kosten. Daarentegen was vanaf ca.1900 tot de eerste wereldoorlog Rusland het belangrijkste exportgebied.
Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Concentratie, 1885 - 1913
Tussen 1895 en 1913 ging de schaatsindustrie geheel over op kapitalistische produktiemethoden. Gecompliceerde en waardevolle fabrieksinrichtingen werden noodzakelijk. Het gevolg was dat de produktie van schaatsen steeds meer geconcentreerd werd in enkele kapitaalkrachtige grote bedrijven. Passend bij het gegroeide produktieapparaat werd ook de arbeidsdeling net zoals bij de grote bedrijven doorgevoerd. Hierdoor werd het veel beter mogelijk in slechte (winter)perioden andere artikelen te maken zoals schroevendraaiers, tangen en tuinharken.
Het aantal bedrijven verminderde in deze periode tot 1913 van 42 tot 26. Er werkten rond 1900, wanneer volledig in bedrijf in deze bedrijfstak in Remscheid ca.1200 personen. Omstreeks 1900 gold de firma Johann Peter Becker met 300 personeelsleden als de grootste schaatsfabriek van de wereld.
Een andere grote schaatsfabriek was de firma Gebr.Wirths met ca.110 personen. De bedrijven Eduard Engels, F.W.Hens en David Sieper Söhne die in 1924 zich samenvoegden in Polar-Werke, hadden omstreeks 1900 tezamen ca.150 personen in dienst.
In de decennia voor 1914 had de schaatsindustrie van Remscheid geen noemenswaardige concurrentie in de wereld.
Zij gold als "die Schlittschuhschmiede der Welt".
Doordat de Duitse bedrijven hun schaatsen ook exporteerden naar Nederland, was er op die afzetmarkt wel concurrentie met de Nederlandse schaatsenmakers. Soms liepen de spanningen daarbij hoog op. Eén Duitse fabrikant maakte het zo bont, dat hij rond 1900 schaatsen van het merk "Nooitgedacht" op de Nederlandse markt bracht; weliswaar Nooitgedacht met "ch" en niet met een "g". De Nederlandse firma Nooitgedagt spande vervolgens een rechtszaak aan tegen de Duitse firma en won die in april 1909.
Schaatsenmakers Remscheid en omgeving: De Neergang, 1914 - 1990
Na 1914 trad - als gevolg van de eerste wereldoorlog - een periode van inkrimping op voor de schaatsindustrie in Remscheid en omgeving. Deze inkrimping zette zich voort, ook na de tweede wereld oorlog. In de laatste decennia van de 20e eeuw eindigde de productie van schaatsen in Remscheid en omgeving zelfs geheel.
Het aantal schaatsfabrieken in Remscheid nam af van 26 voor de eerste wereldoorlog tot 17 in 1922 en verder tot 11 in 1935, en na de tweede wereldoorlog van 6 in 1951 tot 3 in 1974. Die 3 bedrijven waren Gloria (Hermann Becker), Polar-Werke (Engels&Sieper) en Richard Weigand. De grote schaatsfabriek Stürmerwerk had zijn deuren vlak daarvoor gesloten. In het nabij Remscheid gelegen Radevormwald produceerde toen ook nog het bedrijf Hudora schaatsen.
De beide wereldoorlogen hadden een dramatische uitwerking gehad op de internationale positie van de schaatsindustrie in Remscheid en omgeving. Na de eerste wereldoorlog vielen afzetgebieden weg, ontstonden schaatsfabrieken in andere landen en daarmee grote internationale concurrentie. Aan omvangrijke afzetgebieden die wegvielen zoals Rusland en Canada werden voor de eerste wereldoorlog nog respectievelijk 210.400 en 83.500 paar schaatsen (incl.rolschaatsen) verkocht. Terwijl in 1913 nog 671.400 paar schaatsen werd uitgevoerd, was dat in 1935 nog maar 167.900 paar.
Na de tweede wereldoorlog verscherpte de concurrentie verder. Verre exportgebieden vielen weg. Daarnaast probeerden deze landen met de produkten van hun schaatsfabrieken de Duitse markt te bedienen. De nieuwe concurrenten kwamen uit Noorwegen, Zweden, USA en Tsjechoslowakije. Daarnaast viel na de tweede wereldoorlog ook Oost-Duitsland als afzetgebied weg.
Na ca.1980 toen de schaatsproduktie in Remscheid stopte werd door de voormalige schaatsfabrikant Gloria nog wel schaatsen als groothandelaar verkocht, maar die waren in "lage lonen landen" zoals China vervaardigd. Ook Hudora uit Radevormwald werd een dergelijke groothandelaar.
Leegstaande panden van schaatsfabrieken in Remscheid, foto's 27 juni 1998
De ontwikkeling van metalen schaatsen
Niet alleen de houten schaatsen maar ook de metalen schaatsen uit Remscheid en omgeving waren wereld beroemd. De fabrikanten maakten die in veel verschillende schaatsmodellen waarvoor ook patenten zijn aangevraagd.
Na 1870 nam de productie van diverse typen metalen schaatsen steeds meer toe. Aanvankelijk werden ook nog veel houten schaatsen vervaardigd. Aan de hand van catalogussen is goed na te gaan welke modellen schaatsen door de jaren heen werden gemaakt.
De oudste catalogus - dat voor het eerste geheel uit staal vervaardigde schaatsen toonde - was de catalogus uit 1878 van de handelaar in ijzerwaren E.L.Meyer uit Hildesheim. Getoond werden 4 soorten houten en 8 soorten metalen schaatsen. Van die laatste waren 6 modellen uitgerust met riemen aan de voorzijde. 2 modellen hadden klemmen aan de voorzijde. Daaronder bevond zich ook de "Halifax-Patentschlittschuhe" (Hebelschlittschuh). Dit was in de catalogus de eerste schaats waarvoor men een speciale sleutel nodig had.
Rond 1890 traden de aanschroefbare schaatsen (Anschraubschlittschuh) voor het kunstrijden sterker op de voorgrond. Deze werden in diverse kwaliteiten geleverd: vernikkelde, niet-vernikkelde, verstaalde nieuw-konische (neukonisch) dubbele glijijzers (Doppelläufe), verstaalde gladde glijijzers, hol geslepen stalen glijijzers etc.
In de catalogus van de firma Bernhard Basedow, Hamburg, uit 1910 werd zelfs een aluminium schaats (met stalen glijijzer) te koop aangeboden. Johan Peter Becker jun. maakte rond 1910 multiplexschaatsen naar het model van de multiplexschaatsfabriek uit Groningen.
Omstreeks 1957/1960 ging de schaatsindustrie in Remscheid over van klemschaatsen (Klammerschlittschuhe) op complete schaatsen (Komplettschlittschuhe). Deze laatste type schaats bestaat uit een metalen schaats met daarop reeds gemonteerd een schoen. Tegenover de vroeger ongeveer 50 modellen Klammerschlittschuhe waren er in 1970 nog maar 2 modellen. De Komplets waren met 7 modellen vertegenwoordigd.
Naast de metalen schaatsen werden zeker nog tot aan de tweede wereldoorlog houten schaatsen gemaakt. Deze laatste werden hoofdzakelijk naar Nederland geëxporteerd. De schaatsen die voor de Nederlandse markt gemaakt werden, voorzag men menigmaal ook van in het glijijzer geschreven Nederlandse woorden als "staal", "verstaald" en "IJlsterschaats".