Schaatsenfabrikant A.K.Hoekstra

Ook hardrijder op de schaats

Auteur Ron Couwenhoven

Abraham Keimpes Hoekstra

Als hardrijder werd Abraham Keimpes Hoekstra geregistreerd op de volgende 19de eeuwse deelnemerslijsten van kortebaanrijderijen:
25- 1-1855 Leeuwarden - mannen
7- 1-1864 Roordahuizum - mannen
4- 1-1865 Akkrum - mannen
9- 2-1865 Roordahuizum - mannen
 

Eén van de beroemdste Friese schaatsenmakers was ook hardrijder in zijn jonge jaren: Abraham Keimpes Hoekstra, de eigenaar van A.K. Hoekstra & Co uit Warga. Abraham meldde zich voor de wedstrijd van 7 januari 1864 in Roordahuizum. Hij was toen al 28 jaar en had al vier jaar de leiding over het timmerbedrijf van zijn vader die ook al schaatsenmaker was. Maar Abraham stond negen jaar eerder op donderdag 25 januari 1855 al aan de start van de stadsrijderij in Leeuwarden, waarin hij in de eerste omloop tegen Folkert van der Wal uit Rijperkerk moest uitkomen. Hoekstra was toen negentien jaar oud. Waarom hij in de tussen liggende jaren nooit aan de grote wedstrijd deelnam is niet duidelijk.

Advertentie van A.K.Hoekstra van 11 december 1899


Zijn broer Klaas was ook hardrijder. Hij reed op 19 december 1853 al mee in Dokkum. Zowel Klaas als Abraham kwamen nooit in de uitslagen voor, maar gezien het tijdsverloop tussen 1855 en 1864 lijkt het wel duidelijk dat zeker Abraham in meerdere dorpsrijderijen van start ging. Hij werd voor het laatst aangetroffen op de startlijst van Roordahuizum uit 1865.

Toen hij in 1860 zijn vader opvolgde in het timmer-en schaatsenmakersbedrijf bleek hij niet alleen een uitstekend vakman, maar ook een prima zakenman. A.K. Hoekstra & Co uit Warga werd met zijn Friese schaatsen een begrip in Nederland. Ook in Duitsland, Noorwegen, zelfs Rusland en diverse andere landen werden de schaatsen van Hoekstra verkocht. Vader Keimpe Klazes stichtte het bedrijf in 1826. Hij was net als zijn vader en pake timmerman, maar begon in 1826 ook schaatsen te produceren.

Zijn zoon was een vooruitstrevend en innovatief man. Als eerste introduceerde Abraham Hoekstra de Friese doorloper en in 1886 bracht hij ook als eerste de Wichers-de Salis tochtschaats op de markt. Dat was een ontwerp van de secretarissen van de Nederlandsche Schaatsenrijderbond mr. Johan van Buttingha Wichers en baron G.D. de Salis die zich intensief bezig hielden met de ontwikkeling van het hardrijden op de schaats op de langebaan.

Hoekstra produceerde de schaatshouten in zijn eigen bedrijf en betrok de ijzers van smid Durk Gerbens Minkema uit Oosterlittens. Dat was een samenwerking die tot 1892 zou blijven bestaan. Zelfs koningin Wilhelmina kocht schaatsen bij het bedrijf in Warga, waarna hij het predikaat Hofleverancier mocht voeren. Uiteindelijk maakte het bedrijf niet minder dan 24 verschillende modellen, waarvoor liefst 28 onderscheidingen op nationale en internationale tentoonstellingen werden ontvangen. Uiteraard won Minne Hoekstra de eerste Elfstedentocht op schaatsen die in het bedrijf van zijn vader waren gemaakt. Hij reed die dag op Wichers-de Salisschaatsen.

Catalogus van schaatsfabrikant A.K.Hoekstra
Advertentie voor Hoekstra's topmodel Wicher-de Salis, in 1886 ontworpen in samenwerking met de secretarissen van de Nederlandsche Schaatsrijdersbond
Advertentie in Leeuwarder Courant 15 juli 1870

Abraham Keimpes Hoekstra was ook altijd een zeer actief en gewaardeerd aannemer. Hij bouwde de Nederlands Hervormde kerk in Warga, de zuivelfabriek, boerderijen in de omgeving en tal van woningen in zijn woonplaats.

 

Privéleven

Toen Abraham zich op 7 januari 1864 als hardrijder in Roordahuizum meldde had hij al een persoonlijk drama achter de rug. Vier jaar eerder was hij op 7 juni getrouwd met het 19-jarige weeskind Wytske Gerbens Boonstra. Zij woonde ook in Warga en kreeg van haar grootvader Minne Pieters Boonstra toestemming voor het huwelijk. Naar deze pake zou Abraham's oudste zoon, de latere Elfstedenwinnaar, vernoemd worden. .Maar op 21 maart 1863 stierf de jonge vrouw van Abraham, vermoedelijk in het kraambed. Zij was nauwelijks 22 jaar oud. De jaren daarna waren een opeenschakeling van drama's voor de jonge timmerman.

Hij hertrouwde in september 1866 met Jitske Ulbes Prantger, de 21-jarige dochter van een olieslager uit Warga. Acht maanden later bracht zij op 9 mei een levenloos kind ter wereld en nog eens acht dagen later stierf ook Jitske in het kraambed.

Op 6 oktober 1869 gaf Abraham Hoekstra voor de derde keer zijn ja-woord. Dit keer was Antje Theunis Zwart, de 25-jarige dochter van een herbergierster in Warga, de bruid. Vijftien maanden later kreeg ook zij een levenloos kind en drie dagen na die zware bevalling herhaalde zich het drama dat Hoekstra al twee keer eerder had meegemaakt. Ook de derde echtgenote van Abraham stierf in het kraambed. Zij werd slechts 26 jaar.

Drie jaar later trouwde Hoekstra voor de vierde keer. Hij was inmiddels 38 jaar. De bruid was de 27-jarige Hinke Stelma uit Sneek. Het huwelijk werd op 6 mei 1874 voltrokken. Het echtpaar kreeg vijf kinderen, van wie Maria Elisabeth op 24 september 1878 werd geboren en al een maand later stierf. Anderhalf jaar later werd er weer een meisje geboren dat ook Maria Elisabeth werd genoemd en zij werd op 7 juni 1884 gevolgd door Minne, die in 1909 de eerste Elfstedentocht zou winnen. Tenslotte werd op 26 maart 1888 nog Klaas geboren

Minne was pas tien jaar en Klaas pas zes toen hun moeder in 1894 overleed. Voor de vierde keer moest Abraham Hoekstra een echtgenote begraven!

Het was na al die drama's een wonder van mentale kracht dat hij toch zo actief bleef in het sociale leven en op het zakelijke vlak. Op 11 november 1890 was hij één van de negentien oprichters van de Stoombootrederij Warga. Hij deed dat onder andere met de oud-hardrijder Marten Arends Castelein, zijn oom Keimpe Klazes Hoekstra, Jan van Asperen, die olieslager in het dorp waren, en mr. Petrus Bergsma, de gemeentesecretaris van Leeuwarden.

Al vanaf 1879 zat Abraham in de gemeenteraad van Idaarderadeel op voordracht van de kiesvereniging Eensgezindheid. Hij werd later ook wethouder. Pas in juni 1893 bedankte hij voor een nieuwe kandidatuur. Zijn aannemers-en timmerbedrijf breidde zich in die jaren in ijltempo uit. Al zodra de 24-jarige Abraham de leiding over het bedrijf kreeg, toonde hij zijn ondernemersschap. Voortdurend werd er personeel gevraagd en dat bleef lang zo. In '78 vroeg hij vijf timmer-en metselaarsknechten, maar dat was nog niet voldoende want een jaar later adverteerde hij dat er nog eens tien knechten nodig waren.

Samen met de smid Durk Minkema uit Oosterlittens, die hem al jaren schaatsijzers leverde, begaf Abraham Hoekstra zich ook op heel ander terrein. In juni 1882 adverteerde zij met boren ter ontdekking van hooibroei tegen een prijs van 10 tot 13 gulden.

Zijn schaatsen zou Hoekstra ook aan het leger leveren. Op 5 december 1891 berichtte de Leeuwarder Courant dat het ministerie van Oorlog 300 paar schaatsen had besteld ten behoeve van de infanterie.

Abraham Keimpema zou tot zijn dood op 20 september 1915 leiding blijven geven aan zijn schaatsenfabriek. Hij was toen 80 jaar. Het bedrijf werd na zijn overlijden voortgezet door zijn oudste zoon Keimpe die de schaatsproductie nog tot 1946 volhield.

De bezittingen van Abraham Keimpes Hoekstra

Dat Keimpe eigenaar werd van de timmerwerf en de schaatsenfabriek was logisch, want zijn zuster Maria Elisabeth was getrouwd met Hendrik de Groot, predikant bij de Nederduitsch Hervormde gemeente uit Emmen, en zijn jongste broer Minne was emeritus-predikant en woonde in Wier. Althans zo werd hij door notaris mr. Anton Philip Greebe uit Warga omschreven toen hij op 24 november 1915 de staat van inventaris van de bezittingen van Abraham Keimpes opmaakte. De Elfstedenwinnaar van 1909 zat toen dus even zonder baan. Later zou hij dominee in Den Haag worden.

Abraham had zijn oudste zoon Keimpe als executeur-testamentair aangewezen en hem ook benoemd tot zijn opvolger in het familiebedrijf, waarin Keimpe al lang werkte. In het testament dat Hoekstra op 31 juli 1912 bij notaris Allert Ottema in Leeuwarden liet maken, bepaalde hij: 'Ik wensch begraven te worden op de oude begraafplaats te Warga, liefst in een graf naast dat van mijne vrouw Hinke Stelma en door een gelijken steen gedekt.'

Alle graven op dit kerkhof legateerde Hoekstra aan Keimpe die ook een bedrag van 300 gulden kreeg om deze graven te onderhouden. Zijn gouden horloge met de zware gouden ketting, waaraan het hing, schonk hij aan zijn kleinzoon Abraham de Groot, die door dochter Elisabeth en haar man naar hem vernoemd was. Elisabeth kreeg het geschilderde portret van haar moeder Hinke Stelma.

De verdeling van de bezittingen in zijn testament

Ook legde de schaatsenmaker in zijn testament vast hoe zijn bezittingen verdeeld moesten worden. Zijn nalatenschap was groot. De verdeling vond als volgt plaats:

- Keimpe Hoekstra:
- het huis met erf en tuin waar Abraham altijd gewoond had met de fabriek, werkplaatsen en machinerieën en werktuigen, de houtschuur en bergplaatsen, het huis met erf door Keimpe zelf bewoond met zijn toe-en aanbehoren, vier werkmanswoningen die er naast stonden met erven en grond.
- een bakkerij met huis en woning tussen de kunstweg en de vaart in Warga.
- negen stukken grond aan de grintweg.
- 2 ha 50 are weiland aan de weg naar Warstiens.
- 4 ha 62 are weiland in het waterschap De Groote Wargaster Meerpolder.

- Minne Hoekstra:
- twee woningen met pakhuis, erven en grond op Hilleburen in Warga.
- winkelhuis met erf en grond op de Kleine Buurt te Warga.
- zes nieuwe woningen met erven en grond aan de westkant van de kunstweg te Warga.
- plek grond met werkplaats te Warga, pad, bleek en werkplaats op de Noordkant met uitgang voor later te stichten gebouwen naar en van de grintweg.
- elf woningen met erven en grond ten oosten van de kunstweg in Warga.
- vier percelen weiland in waterschap De Groote Wargaster Meerpolder, groot 10 ha 5 are, 60 ca.

- Elisabeth Maria de Groot-Hoekstra:
- twaalf woningen met erven en grond aan de kunstweg te Warga.
- woningen met stalling, wagenhuis erven en grond te Warga
- vier percelen weiland in waterschap De Groote Wargaster Meerpolder, 9 ha 15 aren 40 ca.
- terpgrond te Swichum, gemeente Wirdum met bepaling dat de erfgenamen zolang de voorraad strekte, daar terpaarde mogen halen tegen betaling van f. 1,50 per kubieke meter.

Keimpe kreeg ook alle roerende goederen van het bedrijf van zijn vader met de verplichting 4/5de deel van de waarde in de boedel in te brengen, zodat dit verdeeld kon worden onder de erfgenamen. Hij kreeg ook alle diploma's en medailles voor schaatsbekroningen met de lijsten, waarin ze zaten. Abraham Hoekstra was dus trots op die onderscheidingen. Ze hingen in lijsten in zijn kantoor en huis en waren niet opgeslagen in een doos, zoals dat meestal met medailles gaat.

Hij bepaalde ook dat zijn kleren onder de erfgenamen verdeeld moesten worden 'voor zoverre zij die behouden en het overige onder degenen van mijn personeel, die het kunnen gebruiken.'

Het moederlijk erfdeel hadden de kinderen al op 2 augustus 1902, acht jaar na het overlijden van Hinke Stelma ontvangen.

De inventarisbeschrijving van het woonhuis en het kantoor van Abraham vergde negen pagina's. De waarde werd getaxeerd op f. 10.386,85. Er was een zeer lange lijst met zilveren en gouden voorwerpen. Het gouden horloge met ketting, dat hij aan zijn kleinzoon schonk, was 48 gulden waard en het kostbaarste stuk, maar ook het twaalfdelige zilveren bestek (f. 38,40) en een zilveren koffiekan (f. 27,00) mochten er zijn. Net zoals een pendule met vazen die op dertig gulden werd getaxeerd.

Abraham Hoekstra was een godvruchtig man. Zijn twee kerkboeken en zijn bijbel waren voorzien van zilveren sloten. Maar hij hield ook van het goede leven en daarom had hij een champagnekelk met zilver in huis die op liefst tien gulden werd getaxeerd. Dat was meer dan een weekloon voor een gewone arbeider.
Het huis, waarin hij woonde, had behalve de woonkamer, een kantoor, waarin twee brandkasten stonden, een gang, waar een barometer hing, zodat hij het weer in de gaten kon houden, een slaapkamer, waarin ook een grote brandkast stond, die op 60 gulden werd getaxeerd.

In de woonkamer stond een kostbare pianino die 150 gulden waard was. In de kelder lag voor veertig gulden wijn opgeslagen. In de keuken en bijkeuken stonden de gebruikelijke dingen, maar viel wel een verenbed ter waarde van zestien gulden op. Op de keukenzolder stond een wasmachine van veertien gulden. Het apparaat gaf aan dat Hoekstra in grote welstand leefde, want het gewone volk kon zich zo'n handig apparaat niet permitteren.

Dan waren er nog de zolders waar van alles en nog wat was opgeslagen. Opmerkelijk was de speciale vermelding van de schaatsenzolder. Er lagen echter geen schaatsen opgeslagen maar een buffet (f. 2,-), een linnenpers (f. 18,-), een tafel met waskom en karaf (f. 1,-), een matras en twee kussens (f. 4,-), een aardappelenbak, bloemtafels, boekenhangers, een pijpenstander, koperen ketels, een paar oude karpetten en een paardendek van vier gulden.

In de stal stond een merriepaard dat op 300 gulden werd getaxeerd en een omnibus van 250 gulden. Er was nog een andere reiswagen ook, een zogenaamde tilbury van 100 gulden. Verder: paardentuig, hooiwagens en zes kippen die vier gulden waard waren. De totale waarde van de roerende goederen werd op f. 2454,05 vastgesteld door taxateur De Boer.

De waarde van de goederen in de werkplaatsen en de fabriek was f. 10.386,85. Het ging hier om allerlei spullen als houten balken, stenen, ijzeren ramen enz. die in de aannemerij gebruikt werden, maar ook om een enorme partij schaatsen, waarvan de waarde op f. 5906,00 werd vastgesteld.

De erfenis van Abraham Keimpes Hoekstra

Dat Keimpe eigenaar werd van de timmerwerf en de schaatsenfabriek was logisch, want zijn zuster Maria Elisabeth was getrouwd met Hendrik de Groot, predikant bij de Nederduitsch Hervormde gemeente uit Emmen, en zijn jongste broer Minne was emeritus-predikant en woonde in Wier. Althans zo werd hij door notaris mr. Anton Philip Greebe uit Warga omschreven toen hij op 24 november 1915 de staat van inventaris van de bezittingen van Abraham Keimpes opmaakte. De Elfstedenwinnaar van 1909 zat toen dus even zonder baan. Later zou hij dominee in Den Haag worden.

Abraham had zijn oudste zoon Keimpe als executeur-testamentair aangewezen en hem ook benoemd tot zijn opvolger in het familiebedrijf, waarin Keimpe al lang werkte. In het testament dat Hoekstra op 31 juli 1912 bij notaris Allert Ottema in Leeuwarden liet maken, bepaalde hij: 'Ik wensch begraven te worden op de oude begraafplaats te Warga, liefst in een graf naast dat van mijne vrouw Hinke Stelma en door een gelijken steen gedekt.'

Alle graven op dit kerkhof legateerde Hoekstra aan Keimpe die ook een bedrag van 300 gulden kreeg om deze graven te onderhouden. Zijn gouden horloge met de zware gouden ketting, waaraan het hing, schonk hij aan zijn kleinzoon Abraham de Groot, die door dochter Elisabeth en haar man naar hem vernoemd was. Elisabeth kreeg het geschilderde portret van haar moeder Hinke Stelma.

Openstaande rekeningen en leningen

Er stond nog voor f. 7826,21 aan rekeningen open voor timmer-en aannemerswerkzaamheden. Half Warga bleek bij Hoekstra in de schuld te staan. Wie wat te timmeren had ging naar hem toe. Opmerkelijk was dat op de zeer lange lijst maar weinig personen buiten het dorp voorkwamen, maar als er opdrachten elders waren dan werden die natuurlijk ook uitgevoerd. Zoals bij zoon Minne in het verre Wier boven Franeker. Zelfs al was dat maar een klusje van f. 6,06.
Er moest ook nog f. 1414,64 en een halve cent geïncasseerd worden wegens geleverde schaatsen. Daaruit bleek dat er flinke afname in het buitenland was. De klanten, die nog moesten betalen waren:
- Jeager & Eggers in Bremen f. 1241,96
- J. Bouwman, Haarlem f. 119,35
- H. ten Brugge, Almelo f. 11,77
- J. Groeneveld, Winschoten f. 41,56

Abraham Hoekstra hielp heel wat mensen in Warga financieel. Er stonden negentien hyptoheken ter waarde van f. 21.250,- open. Het ziet er naar uit dat hij heel wat ondernemers in Warga een steuntje in de rug gaf. Zo leende hij winkelier Hillebrand Boorsma 1500 gulden, rijwielhandelaar Pieter Talsma 3000 gulden, slager Gerrit Dokter 4000 gulden en zijn voormalige smidsknecht Pieter Sijbrens Zwart, 2000 gulden. Iedereen moest 4,5 procent rente per jaar betalen, maar voor smid Zwart, die zelfstandig was gaan werken en de schaatsijzers voor de Hoekstra-schaatsen bleef leveren, maakte Abraham een uitzondering. Hij vroeg zijn smid maar vier procent rente toen hij hem op 10 augustus 1912 een hypotheek verstrekte.

Ook stonden er nog 17 gewone leningen tot een bedrag van f. 7583,46 open. Onder andere bij stoombootkapitein Sybren Zwart die 450 gulden had geleend.

De huizen, die Abraham aan zijn kinderen naliet, waren allemaal verhuurd. De huursom bedroeg f. 6397,60 per jaar, waarvan een groot deel werd betaald door de kooplieden Lucas Talsma en Jan Visser uit Warga, die jaarlijks 2000 gulden huur betaalden. Ongetwijfeld voor bedrijfspanden, maar de standaardhuur voor een woning lag steeds rond de 66 gulden per jaar. In totaal werd er voor 38 woningen huur geïncasseerd, zodat er vermoedelijk in enkele huizen meerdere woningen waren.

Beleggingen

Hoekstra had heel wat kapitaal in waardepapier belegd. In totaal voor f. 23.600,-. Daaronder was een obligatie van 100 gulden van De IJsclub in Leeuwarden die men had uitgegeven om de aanleg van de ijsbaan aan de Bleekerstraat te financieren. De schaatsenmaker was trouwens ook donateur van de Nederlandsche Schaatsenrijdersbond. In de coöperatieve Stoomzuivelfabriek Helpt Elkander van Warstiens investeerde Hoekstra 2300 gulden. Verder waren er investeringen in obligaties van de gemeente Rotterdam, het Koninkrijk der Nederlanden, pandbrieven uit Boedapest en van de Noord-Amerikaansche Hypotheekbank in Leeuwarden. Zoals in die tijd gebruikelijk kocht Hoekstra ook obligaties in Rusland. Hij investeerde niet alleen in staatsobligaties, maar ook in de Moscou-Kasan Spoorwegmaatschappij van 1909, de Wladiwostok Spoorwegmaatschappij van 1885 en de Wadikawkas Spoorwegmaatschappij van 1898. Dat zouden risicovolle beleggingen blijken die na de bolsjewistische staatsgreep van 1917 volstrekt waardeloos werden.

Te verrekenen schulden

En dan waren er nog de schulden die Hoekstra zelf gemaakt had. Na zijn dood betaalde Keimpe f. 2130,25 aan allerlei middenstanders. De voornaamste posten stonden op naam van Pieter Zwart voor geleverde schaatsijzers en ander smidswerk: f. 147,62 en f. 120,19. Uit de afrekening bleek ook dat de begrafenis van de schaatsenmaker f. 178,00 had gekost.

Opmerkelijk was dat Abraham Hoekstra vlak voor zijn dood nog grote schulden had gemaakt. Zo leende hij op 23 maart 1915 1600 gulden van Gerben Boorsma uit Warga, f. 13.500,- van Hendrik Feenstra uit Gorredijk op 1 mei, f. 250,- van Eelke van der Meer uit Warga op 1 maart en f. 6900,- gulden van zoon Keimpe op 1 augustus, f. 100,- van Thijs Terpstra uit Warga op 22 september en 600 gulden van Wilt Terpstra, ook uit Warga op 12 mei. Allemaal in 1915. In totaal leende Hoekstra dus in de maanden voor zijn dood op 20 september van dat jaar liefst f. 22.700,-.

Het is niet duidelijk waar dat geld voor nodig was. Even opmerkelijk was dat de lening van 100 gulden van Thijs Terpstra twee dagen na de dood van Abraham werd geregistreerd. Hoe dat mogelijk was is een raadsel, maar misschien honoreerde Keimpe als executeur-testamentair een oude afspraak die zijn vader nog net voor zijn dood had gemaakt, maar nog niet had vastgelegd.

Ook moest Keimpe nog 160 gulden betalen aan Antje Klaassen, de huishoudster van zijn vader. Abraham had haar al lang niet betaald want haar jaarsalaris bleek f. 140,-. Dienstbode Tietje Stienstra moest ook nog 160 gulden ontvangen, terwijl haar loon op f. 82,- per jaar was vastgesteld.
Dat waren de laatste handelingen die Keimpe Hoekstra als executeur-testamentair moest verrichten. Voortaan was hij de baas van de beroemde schaatsenfabriek.

Bronvermelding

Schaatsfabrikant Abraham Keimpes Hoekstra, hoofdstuk 6, blz 54 t/m 71 van  het boek “Scheve schaats, de rel rond de Vissering-Ruiterschaats” (2014).

De inhoud van bovenstaand artikel mag zonder schriftelijke toestemming van Ron Couwenhoven niet worden gebruikt voor andere publicaties (red.)

Bovenkant van de pagina