1963. Hongaar breekt record op IJsselmeer
De zeventiende januari 1963 vestigde de Hongaar K.V. Kraus een merkwaardig record. De 37-jarige landbouwkundige vertrok op zijn bromfiets vanuit zijn woonplaats Muiden en reed over het ijs naar Lelystad. Daar vandaan trok hij naar Urk om ook nog even de oversteek naar Enkhuizen te maken. Zo legde Kraus ongeveer honderd kilometer af op dezelfde dag, waarop prins Irene met haar sportwagentje over het ijs van de Gouwzee van Monnickendam naar Marken reed.
"Je moet zoiets doen als een generaal,” vertelde Kraus de verblufte verslaggever van Dagblad De Zaanlander over zijn bizarre bromfietstocht. “Als hij een aanval niet denkt te volbrengen, dan begint hij er niet aan. Vooraf wikt en weegt hij dus alle kansen. Dat heb ik woensdagmiddag al gedaan. Toen was ik nog maar enkele kilometers buiten Muiden en toen verdween ik met bromfiets en al in een wak. Ik wist me te redden en dit natte en koude avontuur kwam me vadaag in zekere zin te pas. Als ik nu een stuk ijs zag, wat me niet al te jofel leek, dan stapte ik van de brommer en duwde dat ding als voorpost vooruit. Wat kan mij zo’n bromfiets dan schelen!”
Kraus was ’s ochtends om half tien de haven van Muiden uitgereden. Op weg naar Lelystad en Urk kwam hij nogal wat twijfelachtige plekken in het ijs tegen, maar zonder al te grote problemen kwam bereikte hij zijn doel. In Lelystad meldde hij de verblufte rijkspolitie, dat hij ook nog even naar Urk zou brommen..
Dat bleek een moeilijk karwei, want Kraus moest zijn bromfiets door heel wat sneeuwbergen duwen, maar koud had hij het niet. Hij droeg een wollen muts en had bovendien zijn oren tegen bevriezing beschermd door twee oorkleppen. Bij de passage van één van de sneeuwbergen sloeg zijn motor af, maar uiteindelijk slaagde hij er in de bromfiets weer te starten. In Urk begaf de motor het weer, maar een paar handige jongens uit het vissersdorp bleken bereid hem net zolang aan te duwen tot de motor weer aansloeg.
Daarna kon de oversteek naar Enkhuizen beginnen. “Dat was een peuleschilletje,” verklaarde de Hongaar. “Het was een vlakke baan, maar toen ik midden op het meer zowel Urk als Enkhuizen niet kon zien, bekroop me wel een gevoel van onzekerheid. Maar gelukkig had ik een kompas bij me, zodat ik steeds in de goede richting bleef rijden.”
Omstreeks zes uur arriveerde Kraus in de Noordhollandse stad, waar hij op de trein naar huis stapte.
Waarom hij zijn opmerkelijke tocht had gemaakt?
“Ik hou van de natuur. En sneeuw en ijs waren me in het Hongaarse bergland, waar ik vandaan kom, niet onbekend. Dit was een uitdaging, die ik gewoon moest aangaan.”
Of ze door de buitengewone rit van Kraus werden geïnspireerd is niet bekend, maar twee dagen later tuften vier jongens uit Enkhuizen over het ijs. Het waren Smit, Kornalijnslijper, Hans Metten en Rein Bleeker. Ze hadden zaterdagmiddag 19 januari hun brommertjes gestart in de haven van Enkhuizen en trotseerden met jeugdige overmoed de sneeuwstorm, die Nederland toen teisterde.
De bedoeling was dat ze naar Urk zouden rijden, maar toen Enkhuizen uit het zicht was raakten ze al snel hun richtingsgevoel kwijt op de eindeloze ijsvlakte. Uiteindelijk kwamen ze na veel omzwervingen ergens bij Lelystad aan land, waarna ze alsnog besloten naar Urk te rijden. Thuis was men inmiddels zo bezorgd geworden, dat men de politie had verzocht de havenlichten te ontsteken. Het was inmiddels kwart over negen ’s avonds en de jongens waren nog steeds niet thuis.
Een telefoontje naar Urk leerde dat ze daar nog aan wal waren. De politie gaf het viertal het dringende advies in Urk te blijven slapen, maar de jongens wilden daar niets van weten. Tot stomme verbazing van de dienstdoende agent, die naar Urk gebeld had, stond het kwartet omstreeks elf uur voor zijn neus.
Ze kwamen zich even afmelden, want “dan hoefde hij niet ongerust te zijn.”