4 februari 1996. Een dag om nooit te vergeten

 

Het was maar een minuscuul bericht van vier regels op het ANP-net: "Voor het eerst sinds 1963 komt er weer een officiële schaatstocht over het IJsselmeer."

Aan de Noord-Hollandse kust mijmerde voorzitter Piet Klouwers van ijsclub Enkhuizen: "In 1963 hadden we 3000 deelnemers. Als het er nu eens 6000 worden ..... Dan ben ik dik tevreden." En zo'n 25 kilometer verder aan de andere kant van de witte ijswoestijn, waarin de voormalige Zuiderzee was veranderd, onthulde Age Brandsma, bestuurslid van ijsclub Eensgezindheid in Stavoren. Een dag voor de start zei hij: "Ik heb gedroomd dat het een tocht met 10.000 mensen wordt." Zijn medebestuursleden keken hem aan alsof hij gek geworden was.

Brandsma had op 1 februari vergadert met het bestuur van zijn ijsclub. De schaatsroutes rond Stavoren waren onbruikbaar. “Er zaten enorme windwakken in ons deel van de Elfstedenroute,” zei Brandsma. “Daarom konden we ook geen gewone toertocht uitzetten, terwijl overal elders in hetland druk geschaatst werd. ‘Dan moeten we het maar eens de andere kant op proberen’, zeiden we. En daarom gingen we de volgende dag het IJsselmeer op om te kijken of we naar Enkhuizen konden komen.”

Brandsma en Alex Ossentjuk bonden de schaatsen onder. Voor de veiligheid waren ze door een touw van 25 meter lengte met elkaar verbonden. Samen verkenden zij de route, terwijl andere bestuursleden heb in twee lichte auto’s volgden en het traject gelijk met takken markeerden. Om drie uur ’s middags waren ze in Enkhuizen. Burgemeester drs. Stephen de Vreeze zag ze over de kademuur klimmen. Het waren van die echte stoere Friese jongens,” zei hij. “Ze droegen de Friese vlag en liepen trots rond, alsof ze net land veroverd hadden.”

Twee dagen later werden Enkhuizen en Stavoren overspoeld door schaatsliefhebbers uit het hele land. Ze kwamen in eindeloze stromen het ijs op. De meesten op de schaats, maar er waren ook fietsers op mountainbikes, mannen met ijssurf-planken, schaatsende vaders met kinderen op sleetjes, moeders met baby's in de kinderwagen en Jos Buysman uit Venhuizen en Pieter de Boer uit Enkhuizen in hun rolstoel.
Pieter had de dag van zijn leven. “Midden op het meer was het net of je in Alaska reed,” zei hij enthousiast. “Ik heb in mijn rolstoel ook wel eens aan fietstochten meegedaan. Dan hoor je de hele dag niets anders dan ‘Donder op’ of ‘Opzij’ van agressieve fietsers, die je inhalen. Maar op het ijs was er sprake van een enorme verbroedering. Bij de klunplekken hoefde ik nooit om hulp te vragen. Ze tilden me er over heen voor ik het in de gaten had.”

Piet Klouwers had nog tegen hem gezegd: “Koop maar geen kaart. Je redt het nooit.” Maar toen De Boer in Stavoren was, weigerde hij een terugtocht per autobus. Ook de 25 kilometerlange terugtocht wilde hij in zijn rolstoel afleggen. “Ik wilde net als al die schaatsers de tocht volbrengen,” zei hij. “En het ging best. Sommige rijders hingen op de terugweg van pure vermoeidheid honderden meters aan mijn stoel om even bij te komen.”
En zijn trotse 74-jarige vader vulde aan: “Hij was net Karel Doorman: ik val aan, volg mij.”

Zo werd zondag, de vierde februari 1996, een dag om nooit te vergeten. De bestuursleden van de ijsclubs aan beide zijden van het IJsselmeer werden overdonderd door de massale toeloop. In Stavoren werden 5.000 startkaarten verkocht. In Enkhuizen 12.000 en nog kon aan de vraag niet worden voldaan. Omstreeks het middaguur werd de verkoop gestaakt, de stroom was niet meer te stuiten.
Burgemeester De Vreeze van Enkhuizen schaatste 's ochtends om 9 uur als één van de eersten richting Stavoren. "Omstreeks half twee kwam ik bekaf terug," zegt hij. "Het was schitterend weer, zwaar ijs en een prachtige natuur. Het hele meer was vol schaatsers en de sfeer was prima. Ik kon gelijk door naar het politiebureau waar inmiddels een begeleidingsgroep was gevormd om de zaken in goede banen te leiden."
De politie schatte dat er zo'n 40.000 schaatsliefhebbers op de been waren. Een nog nooit vertoonde mensenmassa schaatste heen-en-weer van Friesland naar Holland en andersom.

"Al om kwart over elf overwogen we via de radio een bericht te laten uitzenden, dat de mensen niet meer naar Stavoren moesten komen," zei Eensgezindheid-bestuurslid Willy Aarts. "Maar we waren bang, dat we met dat bericht weer het ramptoerisme op zouden roepen. We hebben wel assistentie gevraagd van de politie en onmiddellijk gekregen."
De deelnemers kregen te maken met de woeste, maar vaak wonderschone natuur op het ongeveer 25 kilometer lange parkoers.

J.W. Schaberg schaatste mee en beschreef zijn ervaringen in Dagblad Trouw: "Het IJsselmeer blijft natuurlijk groot water of groot ijs, geen gladde kunstijsbaan of keurig dichtgevroren sloot en de meeste schaatsers weten dat. Het is primitiever, ruiger. Daar kwamen we eerlijk gezegd ook voor. Voor onderweg hadden we mandarijnen en boterhammen met spek meegenomen, want halverwege is er natuurlijk niets te krijgen. Terwijl we zo voortschaatsten en soms krabbelden dachten we af en toe aan de organiserende ijsverenigingen, die met grote inzet van vrijwilligers zo'n gebeurtenis mogelijk maakten, als een prachtig voorbeeld van wat burgerzin kan opleveren aan plezier voor duizenden."

Drie vaargeulen, waarin schotsen aan elkaar gevroren waren,  doorkruisten de populairste schaatsbaan van het land. Er moesten diverse kistwerken genomen worden.
"Daar dichtbij zaten scheuren, die nog maar kort geleden dicht gevroren waren," zegt Willy Aarts. "Drie van onze auto's zakten op die plekken langzaam door het ijs. Twee chauffeurs konden er nog op tijd uitstappen. De derde liep een nat pak op. Ook een schaatser kwam in zo'n wak terecht, maar kon snel op het droge gebracht worden. We raakten wel ons vervoer op het ijs kwijt. Daarom moest een helicopter worden ingezet om twee mensen met een gebroken heup midden van het IJsselmeer af te halen."

Een zwarte schaduw viel over de dag, doordat de 60-jarige Lou Koster uit het Noord-Hollandse Schellinkhout vlak voor zijn aankomst in Stavoren getroffen werd door een acute hartstilstand en op het ijs overleed. In Enkhuizen moesten vijf schaatsenrijders zich na zware valpartijen in het ziekenhuis laten verzorgen. De EHBO moest veertig personen helpen voornamelijk met snijwonden, kneuzingen en blaren. In Friesland werden elf gewonden geteld, die zich moesten laten behandelen in het ziekenhuis.
De verkeerschaos in Enkhuizen en Stavoren was enorm, waardoor de afvoer van gewonden ernstig bemoeilijkt werd. Radio en televisie maakten melding van enorme chaos op het ijs. Vrijwel alle dagbladen namen die berichtgeving de volgende dag over, maar het aantal gewonden lag veel lager dan bij een toertocht, waar aan een paar duizend schaatsliefhebbers op af kwamen.

"Er had misschien wat meer aan de overgangen van de vaargeulen gedaan kunnen worden," zegt Harry Falke uit Haarlem, hoofdbestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (KNSB). Hij schaatste in 1963 mee en wilde met zijn vrouw persé weer present zijn. Met zo'n veertig leden van de Haarlemsche IJsclub maakte Falke de oversteek. "Voor een geoefend schaatsenrijder was de tocht heel goed te doen," vindt hij. "Ik zag veel ongetrainde mensen en zelfs een schaatsende moeder met een kinderwagen midden op het ijs. Voor hen was het heel zwaar. Ik denk dat de organisatoren vooral het slachtoffer zijn geworden van het "Teletekst-effect". In 1963 ging ik met de trein naar Enkhuizen. Nu kijken mensen in Eindhoven 's ochtends naar de schaatskalender op Teletekst, zeggen "Hé, leuk, een tocht over het IJsselmeer', springen in de auto en zijn er anderhalf uur later. Dat gebeurde 33 jaar geleden niet. Als ik zo hoor wat er werkelijk aan ongelukken is gebeurd, valt mij dat met zo'n massa mensen op het ijs geweldig mee. De tocht was voor mij in elk geval onvergetelijk."

De politie nam in de loop van de middag de algehele coördinatie met instemming van de organisatoren op zich. Omstreeks half vijf 's middags had burgemeester De Vreeze telefonisch contact met zijn collega mevrouw Greet de Vries-Hommes van Nijefurd, waartoe Stavoren behoort. "We kwamen al snel tot de conclusie, dat er geen sprake was van een ramp, zoals men op radio en televisie al wilde doen geloven," zei De Vreeze. "De tocht was in grote lijnen prima verlopen. Wel werd besloten geen schaatsers meer te laten vertrekken in verband met de invallende duisternis. Uit Stavoren moesten 175 rijders opgehaald worden met autobussen. Slechts tien bleken een startkaart gekocht te hebben."

Tot laat in de avond waren de organisatoren bezig op het meer te controleren of alle schaatsenrijders er af waren. Daarbij deden zich vreemde taferelen voor. Willy Aarts van de ijsclub Eensgezindheid zei: “We zagen een man met een rugzak ver buiten de route richting Urk rijden. Dat was levensgevaarlijk, omdat niemand wist hoe de toestand van het ijs die kant op was. We zijn met een autootje achter hem aan gegaan en wezen hem op het grote gevaar. Maar hij was aanvankelijk niet te vermurwen. We zeiden, dat hij de vaargeul voor Urk over moest en dat die een dag eerder nog was opengebroken. ‘Dat kon best,’ zei hij, maar uiteindelijk koos hij toch eieren voor zijn geld en keerde terug naar Stavoren. Gelukkig maar. Overkomt zo iemand iets, dan krijg je dat als organisator op je broodje, terwijl je er niets aan kunt doen.”

De laatsten van het leger van 40.000 rijders arriveerden even na zeven uur in Enkhuizen in het lamplicht van begeleidende auto's. De kranten publiceerden nog dagenlang ingezonden stukken van voornamelijk enthousiaste deelnemers aan een unieke tocht. Eén van hen, Peter Lock uit Texel, maakte zich ernstig zorgen over ingrijpen van overheidswege om nieuwe IJsselmeertochten te verbieden. Hij slaakte een hartekreet in De Volkskrant: "Overheid betuttel niet! Een ieder heeft het recht om met vallen en opstaan zijn grenzen te verleggen!"

Maar hij hoeft niet te wanhopen. Het evaluatie-rapport van de gemeentebesturen van Enkhuizen en Stavoren besluit met de opmerking: "Aan de hand van de ervaringen is bij deze notitie een overzicht gevoegd van aandachtspunten voor een volgende tocht. Wanneer????"

Bovenkant van de pagina