Schaatsdisciplines
Vanaf grofweg het begin van onze jaartelling beweegt men zich op het ijs voort met benen glijders, het zogenaamde Glisglijden. Na de intrede van de houten schaats rond 1200 ontstonden andere vormen van voortbewegen op het ijs.
Als ijsvermaak kwamen er schaatsdisciplines met spelregels. Eén van de oudste is het Kolven. Deze discipline werd al rond 1600 op het ijs beoefend. Wedstrijden voor het Kortebaan schaatsen werden gehouden vanaf de 17e eeuw.
Op 16e en en 17e eeuwse wintergezichten zijn vaak schaatsers te zien die rechtop rijden en vaak overhellen op de buitenkant van het ijzer. Hieruit ontstond het Zwieren en Schoonrijden. In de 18e eeuw krijgt het Zwieren de naam ‘Holländern’, terwijl de Engelsen spraken van ‘the Dutch roll’. Pas in het laatste kwart van de 19e eeuw vindt reglementering van de slag plaats als vanaf 1870 het Schoonrijden wedstrijdsport wordt.
Vanaf medio 19e eeuw ontstaan in Nederland en ook internationaal vele andere schaatsdisciplines als wedstrijdsport. Dit was mede als gevolg van de opkomst van kunstijsbanen. Die disciplines zijn in Nederland onder andere: Langebaan schaatsen (ca.1850), Bandy (ca.1890), Kunstrijden (ca.1900), Afstandschaatsen (vanaf 1924 Olympische Spelen) IJshockey (ca.1930), Marathon schaatsen (ca.1970) en Shorttrack (ca.1975).